Artikelen

Jonge honden

Auke Herrema

In februari verscheen Een kleine verbouwing, het tweede boek dat Auke Herrema (Delft, 1956) voor uitgeverij Loempia maakte. Auke is hiermee de eerste Nederlander die een deeltje heeft gemaakt voor de prestigieuze Atomium-reeks. Herrema's eerste boek voor Loempia, de bundel Slechte tijden om te sterven, viel onmiddellijk op, niet alleen door de uitvoering, maar zeker ook door hoge kwaliteit van de plots en de frisse, oorspronkelijke humor. We spraken met Auke Herrema, een jonge tekenaar die - na zijn opleiding tot architect aan de Technische Universiteit van Delft - is gaan werken aan een, tot nu toe voorspoedig verlopende, carrière als striptekenaar.

Er is wel kritiek gekomen op Slechte tijden om te sterven. Ik zou op een slechte manier Joost Swarte hebben nageaapt, met bibberende lijntjes en knullige verhaaltjes. Wel, ik heb wel eens van Swarte gehoord, de lijnvoering kan beduidend beter, maar als er iets niet knullig is, dan zijn dat mijn verhaaltjes. Die criticus in het zuiden des lands heeft er dus niets van begrepen. Goed, ik zal niet ontkennen dat ik een groot fan van Joost Swarte ben en erg graag naar zijn tekeningen kijk. Maar ik aap hem niet na, ik wordt er door geïnspireerd. Dat de uitvoering van mijn boek zo op Moderne kunst is gaan lijken, was de politiek van mijn uitgever. Het dringt natuurlijk een vergelijking met Joost Swarte op. In Frankrijk is die vergelijking trouwens zeer bevorderlijk geweest voor de verkoopresultaten. Ik ben naar beurzen in Sierre (Franstalig Zwitserland) en Angoulême geweest en heb daar flink wat boeken verkocht. Meer dan hier in Den Haag. dat komt waarschijnlijk, omdat voor Franse begrippen het boek niet zo duur is. Bovendien zijn ze in Zwitserland gewoon stinkend rijk. Het is best uniek voor een Nederlandse auteur om met zijn eerste boek meteen ook in het Frans uit te komen. Ik heb het geluk dat ik een Belgische uitgever heb. De Franse markt schijnt behoorlijk ondoordringbaar te zijn, maar mijn uitgever, Jef Meert, weet als Belg hoe je met Fransen om moet gaan. Hij heeft in Frankrijk in een paar jaar tijd een heel distributienet voor wat moeilijke stripalbums opgebouwd. Zo komt hij toch aan behoorlijke oplagen voor bij voorbeeld mijn album. Ik had oorspronkelijk alleen het eerste verhaal, Een goede bekomst, getekend en dat probeerde ik gepubliceerd te krijgen in Titanic, Wordt Vervolgd of Uitverkocht. Wel, in het eerste blad werden voornamelijk vertaalde strips gepubliceerd, van het tweede heb ik nooit iets gehoord en de uitgever van Uitverkocht wilde een boek. Toen ben ik dus als een speer gaan tekenen. Dat tekenen moet nog wel beter, maar ik maak nu wel werk waar ik achter kan staan. Vandaar dat ik liever zwijg over mijn eerste publicaties. Tijdens mijn studie tekende ik strips voor de Delftse Werkgroep Homoseksualiteit. Je weet wel, voor het maandblaadje. Pure hobby. Dat daar twee boekjes van zijn uitgegeven door Lex Spaans (uitgeverij De Woelrat) vind ik achteraf niet zo prettig. De verhaaltjes zijn goed (die zijn geschreven door Peter Schook), maar het tekenwerk en de manier waarop het toen is uitgegeven... hum... Ik speelde toen ook nog niet met de gedachte om striptekenaar te worden. Met het tekenen begon ik pas in 1983; toen was ik afgestudeerd als architect en kon ik nergens aan de bak komen. Ik ben begonnen met tekenen voor onder andere De Leeuwarder Courant, het blad van de TU Delft en Studentenhuisvesting Delft, dat is steeds beter gegaan; ik ben ook krantjes gaan verzorgen en lay-outen en van lieverlede ben ik stripverhaaltjes gaan tekenen. Er zijn nu drie boekjes van mijn hand op de markt. Twee stripalbums, Slechte tijden om te sterven en (het onlangs verschenen) Een kleine verbouwing. Dit verhaal gaat over een architect die het niet kan hebben dat zijn gebouwen bewoond worden. Mensen vindt hij eigenlijk een beetje onesthetisch onderdeel van zijn gebouw. Het is een frustratie die veel architecten hebben. Zodra mensen je gebouwen gaan gebruiken, gaat je creatie naar de mallemoer. Ze zetten de verkeerde meubels neer op de verkeerde plaats en dan is je ontwerp helemaal verknalt; de architect in het boek heeft daar een oplossing voor gevonden. Naast deze twee stripalbums heeft uitgeverij Mondria een cartoonboekje uitgegeven: Scholierenleed en examenvreugd. Ik probeer niet om een bepaald soort humor in mijn strips te verwerken, het is gewoon mijn eigen humor. In mijn verhalen wil ik iets te vertellen hebben, maar dat stop ik wel erg ver weg. Stel je voor, dat het op vormingstoneel gaat lijken; God bewaar me. Een probleem in mijn eerste album vind ik dat de personages nogal veel voor zich uitmijmeren, zonder dat er echt actie in het verhaal zit. Bij het tweede boekje gaat dat al een stuk beter. Een criticus beschuldigde me, naar aanleiding van het verhaal Het ijkwezen, van racisme. Die heeft er dus niets van begrepen. Nu had ik wel commentaar verwacht, dus heb ik mijn held en hoofdpersoon maar Nicky Nikker genoemd. Om wat extra zout in de wond te strooien. De grap is namelijk dat het verhaal helemaal niet over racisme gaat. Allen, de hoofdpersoon, is een neger en allesbehalve dom. Dat is nu het grote probleem bij actiegroepen: die rukken alles uit hun verband en kunnen niet relativeren. Actiegroepen hebben per definitie geen gevoel voor humor, vooral daar waar het om zelfspot gaat. Zo konden ze bij de Vara niet lachen toen Jaap Fischer zong: 'Weet je hoe linkse mensen omgaan met idealen, als ze eenmaal binnen zijn en zelf moeten betalen?' Peter Schook en ik hadden destijds ook veel problemen met onze homostrip (vooral met de dames Pot). Wij zouden vrouwonvriendelijk bezig zijn, seksgericht en homo-onderdrukkend. Het moet dus toch wel een goede strip zijn geweest! Het is destijds stukgelopen, omdat we geen enkele inmenging op eikaars deel van de strip meer dulden, tekst en ideeën van Peter en tekeningen van mij. Ik vraag me wel eens af, hoe scenaristen en tekenaars lang samen kunnen werken. Die moeten wel erg close met elkaar zijn, want tekst en tekeningen moeten één zijn. Een strip moet een verhaal zijn, dat geen film kan zijn en ook geen roman. Anders is het zonde van de moeite. Van de meeste strips snap ik niets. Ik begrijp niet wat er nou leuk aan is. Ik heb op stripbeurzen rondgekeken en 90 procent is shit. Naar de natuur getekend, spelend in een toekomstige, failliete wereld; er is veel geweld en vooral geen humor. Denk negatief, doe negatief en vrouwen zijn er om verkracht te worden (over vrouwonvriendelijk gesproken). Echt, ik strand al na een paar pagina's. Joost Swarte's werk vind ik leuk, Sjef van Oekel en Guust Flater. Kuifje vind ik saai, maar erg mooi getekend. En dan de tekeningen van Ever Meulen uit Humo, schitterend werk voor een exquise publiek. Zo mooi kan ik het dus nooit. Ik heb gemerkt, dat vooral kinderen mijn tekeningen mooi vinden. Een probleem is echter, dat mijn verhalen niet echt voor kinderen geschreven zijn. In mijn volgende boek hoop ik dat dat euvel verholpen is. Het manuscript voor mijn nieuwe boek is bijna klaar en mijn moeder snapt het zonder uitleg. Ze vindt het nog leuk ook, dus dat zit wel goed. ========================= Kader Gerrit de Jager werkt net als Auke Herrema in een humoristische stijl en Willy Lohmann is net als Auke Herrema werkzaam voor het blad Mad. Gezien hun verwantschap met onze jonge hond, geven deze twee oude rotten hun visie op diens werk. Gerrit de Jager: 'Ik heb Slechte tijden om te sterven niet gelezen, maar wel doorgebladerd. Vorig jaar was het één van de boeken die op stapel lag voor de jurering van de Stripschappenningen. Veel van de boeken had ik vrij snel bekeken, maar in Slechte tijden om te sterven heb ik wat langer gebladerd. Mijn eerste indruk was: een brutaal en eigenzinnig stripboek en op het eerste gezicht ook erg humoristisch. Daar hou ik wel van.' Willy Lohmann: 'Iets zeggen over het werk van Auke Herrema vind ik vrij moeilijk. Ik zie Auke geregeld en als ik iets van zijn werk vind, dan zeg ik dat tegen hemzelf. Het is toch zo, dat uitspraken - wanneer ze eenmaal gedrukt zijn - een eigen leven gaan leiden. Dus je zegt tegen een journalist heel positieve dingen of je verzeilt in boulevardjournalistiek. Striptekenen is toch een moeilijk vak. We leven in een klein land en iedere striptekenaar probeert het naar beste kunnen te doen. Uitspraken over eikaars werk hebben al veel te vaak geleid tot ruzies. Ik vind Auke een zeer goede tekenaar met veel perspectief, maar stel dat ik bepaalde opmerkingen zou hebben, dan laat ik hem dat in de eerste plaats zelf - via een brief - weten en dat geldt ook voor andere tekenaars.'
door Hans Pols
Stripschrift 235
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Privacy en voorwaarden Accepteer Weiger