De Panda-uitgave van Eric de Noorman
'We willen de hoogst mogelijke kwaliteit brengen van zowel tekst als illustraties'
In Stripschrift is al enkele malen de loftrompet gestoken over de (her)uitgave van de serie Eric de Noorman van Hans Kresse door uitgeverij Panda van Hans Matla. Deze Eric de Noorman-uitgave kan model staan voor alle heruitgaven van klassieke strips, niet alleen vanwege het feit dat alle verhalen van Eric nu eindelijk in één samenhangende reeks verkrijgbaar worden gesteld, maar vooral vanwege de wijze waarop dat gebeurt. In tegenstelling tot de vroegere uitgaven worden alle verhalen volledig afgedrukt, zowel in tekst als in tekeningen, en daarnaast wordt de uiterste zorg besteed aan de kwaliteit van het drukwerk. Over alle problemen die aan dit streven naar perfectie vastzitten, maar ook over de verdere plannen met het werk van Hans Kresse, hadden wij een gesprek met Hans Matla.
Wanneer ben je voor het eerst op het idee gekomen om alle verhalen van Eric uit te gaan geven? Hans Matla: Het is begonnen met De jeugd van Eric de Noorman. Daar ben ik aan begonnen zonder nog te denken aan een uitgave van alle Eric-delen. In 1975 heb ik eindelijk met Hans Kresse een contract kunnen sluiten om De jeugd te mogen uitgeven, na twee jaar zeuren. Kresse wilde helemaal niet dat die oude verhalen uit Pum Pum zouden worden heruitgegeven, want hij was er helemaal niet over te spreken en hij vond het onzin. Er bleek toen ook dat hij alleen het begin ervan had geschreven en daarna snel de hele zaak uit handen had gegeven. Zelfs het tekenwerk heeft hij later aan andere overgelaten. Maar goed, De jeugd bevat toch de voorgeschiedenis van Eric de Noorman, ook al is De jeugd later gemaakt dan de eerste Eric-strips. En voor de liefhebbers was De jeugd onbereikbaar, want op dat moment was er niemand die Pum Pum compleet had. En omdat het onvindbaar was, vond ik dat het in boekvorm uitgegeven moest worden. Dus heb ik daar aan Kresse toestemming voor gevraagd, die daar in eerste instantie niets van wilde weten, maar na twee jaar heb ik het dan toch voor elkaar gekregen, zodat in september '76 het eerste deel kon verschijnen. Waarom heeft Kresse uiteindelijk toch zijn toestemming gegeven? Omdat het voor verzamelaars belangrijk was? Dat is voor hem geen argument, omdat hij geen verzamelaar is. Maar hij is door de knieën gegaan na aanhoudend zeuren, want de aanhouder wint, zeggen ze wel eens. En ja, het was toch maar een eenmalige uitgave, in een beperkte oplage voor liefhebbers... vooruit dan maar. Vóór het eerste deel verscheen heeft Lex Ritman het verhaal helemaal doorgelezen en er ongeveer duizend fouten uitgehaald, want het stierf van de spel- en stijlfouten. Ook van scenariofouten, zoals bij voorbeeld: een man nadert een groep herten met de wind in zijn rug in plaats van in zijn gezicht; of iemand die volgens de tekst een speer in zijn rug krijgt, terwijl hij hem op het plaatje in zijn borst krijgt. Je hebt de lay-out van De jeugd voor je uitgave veranderd. Ja, De jeugd was een geïllustreerd verhaal, waarbij op de voorpagina van Pum Pum altijd een grote prent stond en op pagina 3 de tekst met een paar kleine plaatjes. Die tekst hebben we in het boek door laten lopen, dus met een andere lay-out dan in Pum Pum. Dat hebben we gedaan om de korte inhouden en de wordt-vervolgden te vermijden, omdat dat in een boek natuurlijk nogal storend werkt. Heb je het tekenwerk gereproduceerd uit Pum Pum of van de originele tekeningen? Uit Pum Pum, want de originelen waren niet beschikbaar. Later zijn er zo'n tien of twintig originele platen opgedoken bij verzamelaars. Die reproductie was een bereklus, want we moesten alles fotografisch vergroten en het daarna retoucheren. Dat deden mijn vrouw Franny en ik, met medewerking van Jan Pisa en Paul Rijperman. Contactproblemen De jeugd heb ik toen in drie jaar uitgegeven, en daarna... stilte. Inmiddels was uitgeverij Skarabee doorgegaan met de uitgave van de Eric-strips, want die uitgeverij had een contract met Kresse. Maar Kresse was daar zeer ontevreden over omdat Skarabee zich in meerdere opzichten niet aan dat contract hield, Kresse wilde daar dus vanaf en wij hebben hem daarin natuurlijk gesteund, want wij waren een aspirant-uitgever die nu eindelijk eens alle Eric-verhalen op de goede manier wilden uitgeven. En niet op de manier zoals dat toen door verschillende uitgevers was gedaan: gewoon ergens beginnen en het dan na een tijdje weer voor gezien houden. Maar de problemen met dat contract gaven natuurlijk wel juridische verwikkelingen en dat betekende dat pas in mei 1980 het eerste echte Eric-deel kon uitkomen. We hadden besloten om van de serie twintig banden te maken: drie delen met De jeugd van Eric en zeventien delen met de Eric-strips. We zijn begonnen met band 17, omdat daar de eerste verhalen inzaten van de laatste twaalf, die nooit eerder in boekvorm waren verschenen. Want stel dat onze uitgave niet zou lukken, dat het een fiasco zou worden, dan kun je beter verhalen hebben uitgebracht die nog nooit in boekvorm zijn verschenen, omdat je daar de meeste verzamelaars een plezier mee doet. Commercieel gezien had het ook een aantrekkelijke kant, omdat je hoopt van juist die delen er voldoende te verkopen om met de serie door te kunnen gaan. Van die laatste verhalen heb ik toen van Kresse de originele tekeningen in bruikleen gekregen. Die heb ik allemaal uitgezocht om te kijken wat er nog ontbrak. Die latere verhalen zijn hoegenaamd compleet, maar in totaal ontbreekt ongeveer 8 a 9 % van alle originele Eric-tekeningen. Van dat eerste Eric-deel, band 17 dus, zijn toen in mei 1980 maar duizend exemplaren verschenen. Dat hield verband met de juridische procedure rond de rechten op het uitgeven van de Eric-verhalen. De rechter heeft niet de uitspraak gedaan, op verzoek van Kresse, dat het contract met Skarabee als vervallen beschouwd moest worden. Derhalve zou je kunnen stellen dat dat contract nog liep, maar de situatie was onduidelijk. Wij vonden van niet en Kresse vond van niet, en hij had met ons een nieuw contract gesloten. Dat betekende dus dat zowel Skarabee als wij een contract zouden hebben en om te voorkomen dat zij ons zouden verbieden de Eric-verhalen uit te geven, hebben wij gewoon dat eerste deel op de markt gebracht. Maar Skarabee had dan toch daartegen alsnog kunnen optreden? Ja, maar het is lastiger om een reeds verschenen en verspreid boek te verbieden dan hetzelfde boek te verbieden vóórdat het de verspreiding in gaat. Hoe lang had Skarabee toen al geen boeken van Eric meer uitgebracht? Al anderhalf jaar, terwijl ze volgens het contract twee delen per jaar moesten uitbrengen. Daarmee was dat contract eigenlijk al automatisch vervallen. Daarnaast was het zo dat Skarabee de vorm van de uitgave wilde wijzigen en dat mag ook niet. zonder de toestemming van de auteur. Dus kun je zeggen dat het contract, al met al, is overgenomen door Panda. Die duizend exemplaren van band 17 waren snel uitverkocht en dus is er een tweede editie van verschenen, die herzien is door de auteur, want Kresse had niet de gelegenheid gehad de tekst van de eerste druk van band 17 te corrigeren. Dus de tweede editie heeft een herschreven tekst. Toen de banden 17 tot en met 20 waren verschenen, wilde ik eerst de banden 15 en 16 uitbrengen, omdat die aansloten bij de eerste herdrukserie van Skarabee, dus op het punt waar Skarabee was opgehouden. En daarna zijn we begonnen vanaf het deel De zoon van Eric, band 7, omdat het deel weer aansloot bij de laatste herdrukserie van Skarabee, die een heruitgave had gemaakt van de oorspronkelijke herdrukken van Wolters-Noordhoff. Die reeks liep tot De zoon van Eric, dus daar hebben wij de draad weer opgepakt. We gaan nu verder tot we de aansluiting met band 15 hebben gemaakt. Deze Eric-verhalen zijn al enkele malen herdrukt, maar vaak incompleet, met slechte afdrukken enzovoorts. Band 12 is nu verschenen, en daarna komt eerst band 14 uit, nog vóór band 13. Want in band 13 zitten twee verhalen, De banneling van IJsland en Het land der Witte Mannen, waarvan de dialoog grotendeels door Kresse's moeder is geschreven. Nu heeft Kresse dus de gelegenheid om zijn eigen tekst in die verhalen te zetten. Op het moment hebben we dus vijftien banden uitgebracht: drie delen Jeugd en twaalf delen strip, dus nu zijn er nog vijf te gaan. We hopen dit jaar de banden 14 en 13 te brengen, en volgend jaar de banden 6, 5 en als laatste 4. Dat zal dan een pak van mijn hart zijn, want dan hebben we er namelijk elf jaar over gedaan. Vermiste of bewerkte originelen Met het te reproduceren materiaal zijn er verschillende problemen. Voor een deel hebben we goede originelen, perfect van kwaliteit en goed te reproduceren, dus die worden fotografisch op het juiste formaat gebracht en dan geretoucheerd door Franny, zo nu en dan geholpen door Jan Pisa en mij; want er zitten altijd wel een paar vlekjes op. Daarnaast bestaan er bijna-goede originelen, waaraan bij voorbeeld alleen de nummering ontbreekt. In de oude Nederlandse oblong-uitgave ontbrak die nummering ook vrijwel altijd, maar dat kwam niet omdat ze die van de originele tekening hadden weggehaald, maar omdat ze die van de clichés hadden gebeiteld. Die krantenclichés zijn voor de boekuitgave verzaagd, omdat ze dan beter op het zetblok van de drukker pasten. Daarom zijn er dus in bijna alle oorspronkelijke oblong-boekjes stroken van de plaatjes afgesneden. De eerste zeven boekjes zijn op groter formaat uitgegeven, maar dat was blijkbaar te duur in het drukken. Nieuwe clichés maken is een dure grap, dus wat doe je dan: dan verzaag je de bestaande clichés en haal je stukjes van de plaatjes af. Maar dan heb je dus wel alles verziekt. Bij die bijna-goede originelen waren de nummertjes op het origineel weggezwart of uitgeknipt. Dus toen hebben we een krantenafdruk genomen, het nummertje daarop opgeblazen tot hetzelfde formaat als dat van de originele tekening en dat weer op de tekening geplakt, waarna we de fotografische opname konden maken van dat geheel. Als de originele tekeningen ontbreken, kun je alleen nog maar reproduceren uit kranten, boeken of tijdschriften. Ik heb alle Eric-knipsels uit de kranten en natuurlijk ook alle boekuitgaven, en daarin proberen we dan een goede reproductie te vinden die we heel groot opblazen, soms wel tot 60 of 70 centimeter. Die wordt dan bijgewerkt, dat wil zeggen de vlekken worden weggewerkt, want aan de lijnvoering van de tekeningen kun je natuurlijk niets doen. Dus af en toe zitten er afleveringen in de albums die, als je heel goed kijkt, niet voldoen aan de hoge eisen die we onszelf gesteld hebben. Maar ook dan blijft het nog de beste reproductie die er is, want de vlakken zijn ingezwart, de vlekken weggewit en de kaders bijgetrokken. Soms zelfs heeft Kresse indertijd bij het tekenen van de stroken vergeten zwarte vlakken in te vullen, en dat kan nu dan alsnog gebeuren. Verder zijn er bewerkte originelen, en dat is een ramp. Sommige afleveringen zijn voor de Engelse of de Scandinavische markt op de originelen zelf bewerkt, dat wil zeggen dat Kresse afleveringen heeft verknipt, opnieuw gemonteerd, plaatjes afgesneden en bijgewerkt, nieuwe plaatjes tussengevoegd en soms zelfs uit andere verhalen tekeningen heeft gehaald, die hij al dan niet bewerkt in het verhaal heeft gemonteerd. Kortom, er is van die stroken dan een heel nieuwe lay-out gemaakt. Dan zijn er twee mogelijkheden. Je kunt deze stroken demonteren, de plaatjes weer op hun oorspronkelijke plaats brengen en het ontbrekende middels fotografische reproductie op datzelfde formaat inmonteren, zodat je dus samengestelde originelen krijgt, deels echt en deels reproductie. Dat herstelde origineel kan dan gewoon als opnamemodel gebruikt worden. Zijn opgeplakte balloons er zonder veel beschadiging af te krijgen? Ja. Vaak laat de lijm wel bruine plekken achter, maar dat kunnen we wegwitten. Die balloons halen we er pas af nadat we het hele verhaal in de balloon-versie op film hebben gezet, want in de Kresse Bibliofiel-reeks zullen ooit de Eric-verhalen verschijnen in hun bewerkte versies en daar hebben we dan dus deze films van de balloonversies voor nodig. De andere manier om bewerkte stroken te herstellen is dat je een reproductie maakt van de bewerkte versie en dan die reproductie gaat verknippen en gaat aanvullen met bij voorbeeld afdrukken van clichés. Want vaak zijn nieuwe afdrukken van oude krantenclichés beter dan welke afdruk in boek of tijdschrift ook. Dus als er goede clichés zijn, dan gebruiken we die natuurlijk. Hoe kom je aan die oude clichés? Die kunnen we gebruiken dankzij de medewerking van Swan Features Syndicate, die nog oude clichés had liggen vanaf verhaal 25. Swan Features is daar gelukkig heel bereidwillig in en zij krijgen dan natuurlijk ook steeds een paar exemplaren opgestuurd van nieuwe delen. Dan hebben zij zelf ook perfect reproductiemateriaal, dus als een krant de Eric-strips ooit nog eens wil afdrukken, dan kunnen ze gewoon zo'n boek sturen. Daarnaast is er nog een andere manier waarop originelen soms bewerkt zijn. In de grijze oudheid heeft Kresse wel eens bij wijze van proef een aantal afleveringen ingekleurd met ecoline, en vooral als daar rood en bruin inzit is dat niet goed te reproduceren. Nu hebben we een techniek ontwikkeld om via fotokopieën toch een perfecte afdruk te krijgen. Van het origineel maak je een fotoreproductie in grijstinten op een fotokopieermachine die de kleur rood niet registreert. En op die reproductie kun je het grijs weer allemaal wit maken en het zwart bijwerken, en als je dat vervolgens heel hard opneemt met een reproductiecamera, dan krijg je een perfect resultaat, alsof je het origineel in ongekleurde vorm terug hebt. Zijn er veel van die ingekleurde stroken? Ze zitten bijna allemaal in De zoon van Eric, in band 7, en het zijn er ongeveer 25. Daar hebben we per strook zo'n tien à vijftien uur werk aan gehad. Daarom duurt het soms nogal lang voordat een volgend deel kan verschijnen. De mensen zeggen wel eens: waarom kan dat niet wat vlugger? Nou, er zitten niet meer uren in een dag, daarom. Dus dat er soms vertraging optreedt in het verschijnen van de banden ligt uitsluitend aan de hoeveelheid werk die het herstellen van de illustraties met zich meebrengt. Want we willen de hoogst mogelijke kwaliteit brengen van zowel tekst als illustraties, waarbij de illustraties natuurlijk de meeste tijd vergen. Een aardige anekdote in dit verband is de volgende. Toen we De scheepsbouwer wilden uitgeven, waren daarvan maar vijf originele stroken aanwezig. We hebben toen reproducties gemaakt via clichés van kranten en die geretoucheerd. Het verhaal was dus op die manier opgekalefaterd tot een behoorlijk niveau. Maar toen kreeg ik ineens een ingeving: in 1977 is in het blad Docent dat verhaal De scheepsbouwer ook verschenen. Dus ik vroeg me af van welk materiaal die mensen hadden gereproduceerd, en aan de afdruk kon ik zien dat zij de originele tekeningen gebruikt moesten hebben. Dus ben ik gaan bellen, maar dat blad bestond niet meer en de uitgeverij bestond niet meer, maar de drukkerij nog wel en die kon me weer in contact brengen met een toenmalige redacteur. Die man vertelde me natuurlijk dat ze geen materiaal meer hadden en dat alles was teruggestuurd naar Kresse. Maar toen heb ik aangedrongen en daarom is hij nog eens gaan zoeken in oude archieven, zodat ik kort daarop een telefoontje kreeg dat hij ergens onder het stof tussen de oude paperassen een pak had gevonden waar de stroken van De scheepsbouwer inderdaad inzaten. Toen konden we dus van voren af aan beginnen. De ongeveer honderd uur arbeid die we al aan De scheepsbouwer hadden besteed, hebben we in de vuilnisbak gedonderd en we zijn opnieuw gaan reproduceren van de originele stroken. Maar ja, toen ontstond er natuurlijk wel twee maanden vertraging in de verschijning van die band. Anderzijds betekende het ook een mooier resultaat, en daar gaat het natuurlijk om, want deze uitgave is eenmalig. Scenariofouten Hoe gaat de tekstcorrectie in zijn werk? Kresse krijgt de meest uitgebreide tekst die er is, uit welke uitgave dan ook. Dan gaat hij die uitvoerig bestuderen en aan de hand van zijn eigen manuscripten corrigeren, want er zitten hier en daar toch wel fouten in. Wat zijn die 'manuscripten'? Heeft Kresse al zijn teksten bewaard zoals hij die vroeger geschreven heeft? Voor een groot gedeelte wel. Het verbaasde me dat hij dat allemaal nog had. Maar in ieder geval is het natuurlijk des auteurs om eventuele fouten uit zijn werk te halen. Die manuscripten zijn, neem ik aan, datgene wat Kresse vroeger naar de kranten heeft gestuurd. Hoe zijn er dan fouten ingekomen? Dat komt omdat de kranten een bepaalde opmaak hadden en de strip moest passen in het totaalbeeld van de pagina. Als zo'n krant een tekst kreeg die te lang was en dus niet in de toegemeten ruimte paste, zeiden ze op de redactie tegen degene die de tekst moest zetten dat die de tekst wat moest inkorten. Daarna kreeg je de boekuitgaven en die pakten de krantentekst zoals die gepubliceerd was. Maar dat was dus niet Kresse's originele tekst. Daarom ben ik erg blij dat Kresse voor deze uitgave de hele tekst wil herzien. Er zitten ook wel verhaalfouten in. Dat zijn fouten die er al vanaf het begin ingezeten hebben. Dat komt omdat Kresse eerst de tekst schreef en er daarna de plaatjes bij maakte, zonder natuurlijk die tekst weer precies na te lezen. Dan staat er bijvoorbeeld ergens: 'Hake komt ongewapend de heuvel opklimmen naar Eric toe', terwijl er een knoert van een zwaard aan zijn riem hangt. En in een ander verhaal zie je bij voorbeeld vijf mannen lopen, terwijl het er een paar stroken later zes blijken te zijn. Dat komt omdat er elke dag een strookje getekend werd, zodat Kresse een paar dagen later niet meer wist dat het er maar vijf geweest waren. Veranderingen in de tekeningen worden natuurlijk niet aangebracht; je kunt hooguit de auteur opmerkzaam maken op een foutje in de tekst, en dan past hij dat aan. Worden er ook veranderingen aangebracht in het scenario? Nee, er worden geen verhaalveranderingen aangebracht. Worden er wel eens stukken geschrapt? Ja, dingen die echt nergens op slaan, of herhalingen in zinnen, zaken die wat uitgesponnen zijn geweest, wat langdradig, met een overdaad aan woorden. Maar dat mag natuurlijk geen afbreuk doen aan de sfeer van het verhaal. Dus jullie bekijken zelf ook de tekst kritisch en geven aan Kresse een soort aanwijzingen, of voorstellen? We bekijken het taalkundig, er kan wel eens een d of een f verkeerd staan, hoewel Kresse zeer goed is in zijn Nederlands, dat is erg frappant. Maar we willen bij voorbeeld beletseltekens zoveel mogelijk weren, dus drie puntjes aan het eind van een zin of zo. Natuurlijk niet als er een zin mee afgebroken wordt of als het dient om spanning op te bouwen, maar wèl als er in één strook zestien keer zo'n beletselteken wordt gebruikt. Wij bekijken het dus puur taalkundig, op stijl, waarbij we natuurlijk geen Kressiaanse uitdrukkingen in standaarduitdrukkingen willen veranderen; we kijken alleen naar dingen die niet knoppen. We letten er ook op dat aanduidingen voor bepaalde zaken door alle delen heen steeds hetzelfde zijn: is het bij voorbeeld een drakar of een drakkar, wordt koning met een hoofdletter of met een kleine letter geschreven, is het Pum-Pum of Pum Pum, en ga zo maar door. Ontstaat daarover wel eens onenigheid tussen jullie en Kresse? Dat komt wel eens voor, maar hij bepaalt natuurlijk uiteindelijk wat de definitieve tekst wordt, want hij is de auteur, het is zijn tekst. Hij heeft het laatste woord, sterker nog, hij heeft het eerste èn het laatste woord, en wij beperken ons tot kritiek uiten en vragen stellen. Kresse kan nu in ieder geval zijn eigen definitieve tekst maken. Van de tekeningen gebruik je de oorspronkelijke versie, maar je vindt het dus niet bezwaarlijk dat je wat de tekst betreft niet bij de eerste versie blijft? Dat zou alleen kunnen, als die tekst bekend was. De oorspronkelijke teksten van Kresse zijn door de kranten bewerkt, dus ik denk dat je kunt stellen dat er geen originele tekst bestaat. Daarnaast zitten er ook fouten en anachronismen in de tekst, en die moeten er uitgehaald worden. We zetten de tekst op een computer, dat doet Ria Pisa. Het redactionele gedeelte werd vroeger gedaan door Jan Bruggeman en tegenwoordig door Joan van der Wyck; in overleg met mij natuurlijk, maar hij doet het meeste werk er aan. Redactioneel gedeelte wil zeggen de tekstcorrectie en het nauwkeurig doorlezen van de verhalen. Als het hele verhaal gecorrigeerd is, wordt er een uitdraai van de tekst gemaakt. Die wordt dan opnieuw gelezen en gecorrigeerd, en daarna wordt de tekst definitief uitgedraaid. Dan wordt van de tekst en de geretoucheerde strips een lay-out gemaakt, een opnamemodel. Dat geheel moet dan opnieuw worden nagekeken en dat doe ik allemaal zelf, want ik word panisch bij de gedachte dat ik er na het drukken achter kon dat er twee stroken verwisseld zijn of zo. Dus ik kijk alles zeer nauwkeurig na en dan kan de hele zaak naar de drukker, als tenminste het voorwoord en de bibliografische gegevens er aan toegevoegd zijn. De bibliotheek in Het schrijven van die voorwoorden is min of meer vanzelf gegroeid. Het voorwoord van De jeugd van Eric heb ik zelf geschreven; dat was eigenlijk meer een verantwoording dan een voorwoord. In band 17 heeft Kresse het voorwoord geschreven en vanaf band 18 hebben we steeds mensen gevraagd van wie we weten dat ze met strips te maken hebben en liefhebbers van het werk van Kresse zijn, of relaties van Kresse. Het voorwoord van band 4, van de allereerste Eric-verhalen dus, wordt door Marten Toonder geschreven, die aan de wieg van Eric heeft gestaan. Van band 5 wordt het voorwoord geschreven door mevrouw Kresse-Van Ruyven en van band 6 door Dick Matena, die een gevierd stripauteur is en een zeer grote fan van Kresse. Voor band 14 heb ik een rondschrijven gestuurd aan alle intekenaars op de serie, dat iedereen die het leuk vindt en iets zinnigs te zeggen heeft over Eric, mag proberen om een voorwoord te schrijven. We hebben hele stapels binnen gekregen, niet allemaal even geweldig, maar daar zaten twee werkelijk erg goede stukken tussen, waartussen we nog moeten kiezen. En voor band 13 heb ik een voorwoord gevraagd aan een zeer bekend Nederlands literator, die een goede bekende van Kresse blijkt te zijn. Een belangrijk kenmerk van jouw Eric-uitgave is ook het streven naar volledigheid op het punt van bibliografische informatie. Waar heb je die informatie vandaan gehaald? Voor de datering van de krantenstrips hebben we twee dagen in de kelders van de Koninklijke Bibliotheek in Brussel gezeten om de jaargangen van Het Laatste Nieuws door te werken. Ik heb dat ook gedaan in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag met Het Vaderland, omdat die een tijd lang de eerste publicatie heeft gehad. Daarnaast bestaat er natuurlijk Brinkman's cumulatieve catalogus van boeken, waarvan jaarlijks een deel verschijnt. Tegenwoordig staan daar zo ongeveer alle strips in, maar vroeger gebeurde dat slechts incidenteel. De Eric de Noorman-boekjes staan er wel bijna allemaal in, dus kon ik daarin de bevestiging vinden van data van uitgave. En ik heb uiteraard gegevens uit de Stripkatalogus gebruikt. Verder ben ik alle publicaties, dus in de krant, in tijdschriften en in boekuitgaven, en de originele tekeningen en de cliché-afdrukken met elkaar gaan vergelijken om te kijken of er verschillen zijn. Zo zijn we er achter gekomen dat er afleveringen hertekend zijn en toen we dat bij Kresse navroegen, bleek dat gebeurd te zijn omdat er af en toe een origineel zoek was geraakt en Kresse dus een nieuwe heeft gemaakt. Zo vonden we ook twee stroken uit Storm over China die, omdat Kresse besloten had dat het verhaal anders moest verlopen, helemaal nooit gepubliceerd zijn. Die stroken zullen wij natuurlijk wèl afdrukken. Die vergelijking, plaatje voor plaatje, is een gigantisch werk, maar het is de enige manier om alle verschillen tussen de reeds verschenen uitgaven vast te stellen. En nu de rest nog Ben je van plan om in de toekomst alle strips van Kresse uit te geven? De serie Kresse Bibliofiel moet voorlopig elf banden gaan krijgen. Daarin zit dus oud werk van Kresse, een soort 'jeugdzonden', dingen die niet in een bepaalde reeks thuishoren. Daarin zullen Detective Kommer, Schateiland, Xander en dergelijke verschijnen. Onder de noemer Kresse Bibliotheek wil ik al die subreeksen brengen zoals Eric de Noorman, Kresse Bibliofiel, Kresse?s Indianenverhalen, Erwin-verhalen en andere series. Gaat Kresse De ware koning van Erwin, dat in Pep is afgebroken, nog afmaken? Ja, dat gaat hij afmaken. De dagstrips van Eric lopen tot en met De eerloze krijg, het 67e verhaal, en Kresse is nu bezig met het 68e verhaal, omdat er een hiaat in tijd zit tussen het laatste Eric-verhaal en het eerste Erwin-verhaal. Dus hij is nu de verhalen aan het maken die dat gat opvullen; dat zijn verhalen met ondertekst. En als hij die lacune heeft opgevuld, gaat hij De ware koning afmaken, in balloonversie. Daarna is het de vraag of hij weer teruggaat naar de tekststrip of doorgaat met balloons. Maakt Kresse die strips alleen voor jouw uitgave of verschijnen ze nog ergens anders? Die Eric-strips met ondertekst komen gewoon in de krant, en als van die verhalen weer zo'n driehonderd stroken klaar zijn, komen die in Eric-band 21. En de verhalen van Erwin? Ik denk dat Kresse De ware koning zal afmaken voor de boekuitgave, en dan zullen de vijf Erwin-verhalen samen in een of twee banden gestopt worden; er zijn dan zo'n 190 à 200 platen. Daarnaast wil ik Kresse's Indianenverhalen bundelen in een aparte reeks, van Matho Tonga tot en met de huidige Indianenreeks. En de geïllustreerde indianenverhalen zoals die in Pep hebben gestaan, met tekst van Anton Kuyten? Als alle strips van Kresse eenmaal gebundeld zijn, dan hoop ik dat het zo'n succes is geworden dat ik daarna banden in kleur kan gaan uitgeven. Want naast die gekleurde indianen-illustraties wil ik ook de Revue-platen in mooie boeken gaan afdrukken. Maar dat wordt natuurlijk een erg dure reproductiewijze. Er is nog zo ontzettend veel werk van Kresse dat gebundeld zou moeten worden, dus dat wordt wel een project van vijfentwintig jaar. Dus je wilt alles van Kresse uitgeven, maar wat je kunt uitgeven hangt af van de haalbaarheid? Ja, in tijd vooral, en ook in bereikbaarheid, want niet alles is meer achterhaalbaar, zeker niet in origineel. Maar het is vooral een kwestie van tijd, want je drukt niet op een knop en dan is daar ineens een boek. Aan sommige delen moet je een vol jaar werken. Kresse is het waard om er zoveel werk aan te besteden. Hoeveel tijd het allemaal ook mag kosten, hoeveel jaren je er ook mee bezig mag zijn, Kresse is toch een man die tot de top-vijf van de wereld behoort, als striptekenaar en als illustrator, en derhalve is hij al dat werk ten volle waard.