Artikelen

De behoedzame politiek van uitgeverij Novedi: 'kwaliteit en bestendigheid'

ledere striplezer kent Blueberry, Buck Danny, Tanguy en Laverdure, Jeremiah, Dan Cooper, Michel Vaillant, Roodbaard, Farao en Ronnie Hansen. Misschien dat je niet alle series gelezen hebt, maar de namen zullen je in ieder geval bekend zijn. Opvallend genoeg blijken al deze reeksen uitgebracht te worden door één uitgeverij, die in november 1980 - nu vijf jaar geleden - werd opgericht. Een uitgeverij met een klein, maar opvallend fonds met klinkende namen, waar we eigenlijk wat meer over wilden weten. En omdat we toevallig toch in Brussel waren belden we aan bij een groot huis, gelegen aan een rustige Brusselse laan. Op de hagelwitte deur een metaalkleurig bordje: NOVEDI S.A. Een gesprek met Margreet van Muijlwijk over Les Nouvelles Editions Internationales.

Hoe is Novedi ontstaan? In de jaren '70 bracht het Springer-concern in Duitsland een succesvol stripblad op de markt, Zack. Daar werkten een aantal Belgische en Franse auteurs aan mee: Jean-Michel Charlier en Jean Giraud (het Blueberry-team), de inmiddels overleden Jijé, Albert Weinberg, Jean Graton, A.-P. Duchâteau, Eddy Ryssack en Raymond Reding. Die auteurs maakten bepaalde reeksen exclusief voor Zack. Zack had zo'n succes, dat de uitgever een Nederlandse en een Franse editie uitbracht: Wham en Super-As. Een Europees stripblad met bekende namen, die garant stonden voor kwaliteit, zou een haalbare kaart moeten zijn. Dat bleek helaas niet het geval: in 1979 verscheen het laatste nummer van Wham, spoedig gevolgd door Zack zelf en tenslotte ook door Super-As. Voor de auteurs kwam dit einde, ongelukkigerwijs, midden in nog lopende contractperiodes. Jacques de Kezel, een man die al dertig jaar zijn sporen had verdiend in de Belgische stripwereld en die de auteurs in eerste instantie had bijeengebracht voor Zack, droeg de nieuwe oplossing aan: de oprichting van een nieuwe uitgeverij, ditmaal onder zijn leiding, die de exploitatie van alle betrokken series en titels zou kunnen verzekeren en voortzetten. Ook het copyright van alle, in de Zack-periode geproduceerde, verhalen zou hiermee in één hand blijven. Een oplossing, die van harte werd toegejuicht door de Springer-groep, die alle stripactiviteiten wenste te beëindigen. En zo werd in november 1980 Novedi S.A. opgericht. Hoe was de marktsituatie op dat moment? Weinig ideaal, op zijn zachtst gezegd: de marktcapaciteit was in de loop der jaren niet teruggelopen, maar er waren zoveel albums uitgegeven, dat lezers, distributeurs en winkeliers het niet meer bij konden houden; als op de Franse markt zo'n duizend nieuwe titels per jaar verschijnen kun je je voorstellen waar ik het over heb, want dan heb ik de oude, nog leverbare, titels niet eens vermeld. De enge gezonde politiek leek ons een soepele, kleinschalige aanpak met een onafhankelijke opzet. Dus niet de markt verder overvoeren met massa's albums van wisselende kwaliteit, maar een eigen plaats proberen te verwerven door relatief weinig titels uit te brengen (ons fonds bestaat pas uit zo'n honderd titels), die echter wèl allemaal voor kwaliteit staan; liever 'kwaliteitsmerk' dan 'marktverstopper'. Internationale producties Is kleinschaligheid haalbaar? Ja, als de exploitatie van de series maar grootschalig is. En dat kan, als je internationaal werkt. Kijk, de productiekosten die er aan het maken van een stripalbum verbonden zijn, zijn enorm hoog. Vergeleken met gewone boeken is de situatie absurd: de kosten voor het maken van een boek liggen veel lager dan voor het produceren van een stripalbum met al zijn kleurendrukgangen. Maar we bevinden ons in de situatie dat stripalbums door een jong publiek gekocht worden, een publiek dat financieel weinig draagkracht heeft. Als we dat publiek onze albums willen verkopen zullen we de prijs voor die albums heel laag moeten houden. Dat kan alleen, als we enorme oplages van de albums kunnen verkopen. Een groot deel van ons werk bestaat er dan ook in om andere landen te interesseren voor onze producten, zodat we hetzelfde album in verschillende talen tegelijk kunnen uitbrengen. Middels de verkoop van pers- en/of albumrechten is ons fonds (of tenminste een deel ervan) in praktisch alle Europese landen vertegenwoordigd. Hoe gaat zo'n buitenlandse productie in zijn werk? Daar zijn geen vaste regels voor te geven; elk contact, en elk contract, is anders. In Frankrijk en Frans-België geven we de albums zelf uit; geen probleem, behalve de zeer hoge kosten: het meeste geld gaat zitten in de films die we moeten maken. De films worden gebruikt om de strip te drukken en voor elke kleur heb je een film nodig. Voor elke pagina zijn dus vier films nodig: rood, geel, blauw en zwart. Voor een boek van 48 pagina's ben je een kapitaal aan films kwijt. Als je het boek ook in het buitenland laat uitgeven hoef je alleen de zwarte film opnieuw te laten maken; de kosten zijn dan relatief beperkt, want de andere films zijn er al. Die films kun je beschouwen als ons kapitaal; daar hebben we het geld in gestoken en daar werken we mee. Een van ons heeft er een dagtaak aan de huur van onze films te regelen. Als een buitenlandse uitgever belangstelling heeft voor onze strips sluiten wij een contract met hem, waardoor hij het recht verwerft bepaalde titels binnen een bepaalde tijd in zijn taalgebied uit te geven. Wij bedingen dan een bepaald percentage (zo rond de tien procent) van zijn verkochte oplage. Wij bemoeien ons verder niet met de manier waarop hij zijn album laat drukken; hij is bij voorbeeld niet gebonden aan onze huisdrukker Proost. De Italiaanse en Spaanse uitgevers hebben bij voorbeeld hun eigen contacten in de drukkerswereld, en dat levert heel goede eindproducten op. De risico's voor de buitenlandse uitgaven ligt geheel bij die uitgever; hij moet zelf de oplages bepalen, zorgen dat de albums verspreid worden, enzovoorts. Dat is een voorbeeld van een gebruikelijk contract. Van de meeste films hebben we één kopie, die dan weer in Duitsland zit, dan weer in Spanje moet zijn, enzovoorts; dat is een heel gepuzzel. Van onze topstrips, zoals Jeremiah van Hermann en Buck Danny van Charlier en Francis Bergèse, hebben we overigens meer kopieën; die zijn op teveel plaatsen tegelijk nodig, en die leveren ook zoveel op dat meer kopieën wel rendabel zijn. Buitenlandse uitgaven zijn voor Novedi in ieder geval noodzakelijk om te overleven; we kunnen anders nooit uit de kosten komen die de productie van een stripalbum met zich meebrengt. Maar de contacten met het buitenland zijn heel wisselend. Sommige landen brengen nu echt grote delen uit ons fonds uit, in andere landen probeert een kleine uitgever een plaats op de markt te veroveren: Amerika bij voorbeeld betekent een reusachtige markt, die echter wat structuur betreft volledig verschilt van wat we in Europa gewend zijn; je krijgt daar ook geen poot aan de grond. Het distributiesysteem is daar helemaal niet ingesteld op stripboeken zoals wij die kennen. Fantagraphics is een kleine uitgever die puur uit idealisme het werk van Hermann daar nu probeert uit te brengen; ze kunnen echter alleen via een heel beperkt circuit van speciaalzaken en postorderbedrijven de strips verspreiden. De oplage van The survivors (zoals Jeremiah in Amerika herdoopt is) is belachelijk klein als je die vergelijkt met, bij voorbeeld, de Franse. En dat terwijl de strip inhoudelijk geknipt is voor de Amerikaanse markt. Maar we blijven proberen... Gloednieuw Voor een jonge uitgeverij is Novedi heel succesvol. Verkijk je niet op het 'jonge' van onze uitgeverij; de mensen die hier werken hebben allemaal heel wat ervaring in de uitgeverswereld. Jacques de Kezel heeft een lange en internationale carrière achter de rug, die gelijke tred hield met de ontwikkelingen van de naoorlogse strip. Al die jaren werd hij bijgestaan door zijn huidige compagnon in Novedi, Martine Lefebure, ooit directrice van het Lombard-albumfonds. De praktische taken bij Novedi worden vervuld door Claudine de Boeck en Louis Bos, die elk een ruime ervaring in het stripvak hebben opgedaan. De enige, die bij deze opsomming uit de boot valt ben ikzelf eigenlijk, maar ik heb toch ook zo?n vijftien jaar ervaring in publiciteit en journalistiek, waaronder het redacteurschap van Wham. Dat brengt de getalsterkte van Novedi op een bezetting van zeven, inclusief een verkoopinspectrice voor België, plus een commercieel medewerker en een persvoorlichtster in Frankrijk. Een kleine groep mensen dus. Ja, ieder van ons heeft wel zijn of haar specialisatie, want anders worden bepaalde dingen door twee of drie mensen tegelijk gedaan, dus dubbelop of, wat ook gebeurt, helemaal niet, en dat is een situatie die bij grote uitgeverijen nogal eens pleegt voor te komen, maar het is niet zo dat we een strakke taakverdeling hebben: als het nodig is zijn we allemaal soepel genoeg om dingen van elkaar over te nemen, om voor elkaar in te springen. Het is een belangrijk voordeel van Novedi dat we slechts een klein team vormen, dat goed kan samenwerken. Op deze manier blijft ieder van ons op de hoogte van wat er allemaal gebeurt of geregeld moet worden; de situatie blijft werkbaar en overzichtelijk. En we kunnen het contact met onze auteurs optimaal houden, wat voor ons, en voor hen, erg belangrijk is. In de dagelijkse gang van zaken zijn de auteurs, voor zover ze dat wensen, volledig gekend in alle projecten die hun werk betreffen en hebben zij op alle gebied volledige openheid van zaken. Meestal worden ze ook betrokken en werken ze mee aan de promotiecampagnes voor hun series. Dat is voor hen een plezierige manier van werken, want bij andere uitgevers zijn de contacten vaak veel minder. De strips die jullie uitgeven worden meestal zonder vorm van voorpublicatie gelijk in albums gepubliceerd. Hebben jullie geen behoefte aan een eigen stripblad? Nee, doordat we geen blad uitgeven worden de productiekosten voor onze albums natuurlijk veel hoger, maar het scheelt ook een ontzaglijke hoeveelheid werk. Ga maar na: je moet een planning maken, de auteurs krijgen een heel strak werkschema opgelegd, er moeten redactionele stukken geschreven worden, het blad moet afgewerkt worden, het moet verspreid worden. Zo'n blad vergt een hele organisatie op zich, en dus ook heel wat meer mankracht en problemen die opgelost moeten worden. Voor onze auteurs heeft de afwezigheid van een blad in ieder geval grote voordelen; ze staan niet onder tijdsdruk elke maand een vast aantal pagina's in te moeten leveren. Nu zijn er niet zoveel problemen met deadlines, maar als het een keer gebeurt kunnen we altijd zonder veel moeilijkheden het album een maand of zo uitstellen; dat scheelt nooit zo enorm veel... Een blad komt er, wat jullie betreft, dus niet. Staan er ook geen nieuwe projecten op stapel voor albumreeksen? Dat wel, maar ook wat het lanceren van nieuwe series betreft proberen we een heel bewust beleid te voeren: kwaliteit en bestendigheid; we streven geen lukrake bezetting van het stripterrein na. We hebben echter, al enkele jaren, enkele projecten in voorbereiding. Als alles goed gaat zullen volgend jaar enkele gloednieuwe albumreeksen gaan verschijnen...
door Mat Schifferstein
Stripschrift 198/199
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Privacy en voorwaarden Accepteer Weiger