HIP-comics
De Amerikaanse superhelden veroveren Nederland
Een jaar of twee geleden, op een ruilbeurs, bladerde ik eens door een stapeltje comics die te koop - pardon, te ruil - werden aangeboden. Eigenlijk was ik op zoek naar Illustrated Classics, maar in de stapel trof ik enkele HIP-comics aan die nog in mijn verzameling ontbraken. Argeloos informeerde ik naar de prijs en tot mijn niet geringe verbazing antwoordde de eigenaar zonder enige aarzeling: 'Een tientje per stuk.' Een tientje! Ik heb ze gelaten voor wat ze waren, want ik was gewend de HIP-comics bij mijn lokale handelaar voor twee, hooguit drie kwartjes aan te schaffen.
Toen ik van mijn verbazing bekomen was - en inmiddels enkele HIP-comics voor een heel wat soepeler bedrag op diezelfde beurs had aangeschaft - vroeg ik mij af waar deze hoge vraagprijs door gemotiveerd zou kunnen worden. Tot ik mij plotseling realiseerde dat deze HIP-comics wel eens een zeer gezocht verzamelaarsobject zouden kunnen worden, of al zijn, omdat in deze reeks de eerste superheldencomics in Nederland zijn uitgegeven.
De eerste golf Amerikaanse superhelden dateert uit de periode van ongeveer 1938, toen Superman geboren werd, tot het einde van de veertiger jaren en heeft Nederland nagenoeg onberoerd gelaten. Superman is een tijdlang in Robbedoes verschenen, tijdens en vlak na de oorlog, maar verder? Wat hebben Captain America, Batman, The Submariner, The Human Torch en al die andere verklede krachtfiguren hier in Nederland gepresteerd? Niets. De tijd was hier duidelijk nog niet rijp voor dit stelletje carnavaleske krachtpatsers die zich uitdosten in pakken waarin alleen een beschonken kleuter zich in het openbaar zou durven vertonen. Nederland heeft moeten wachten op de tweede populariteitsgolf van de superhelden die zich in het begin van de zestiger jaren in de Verenigde Staten begon af te tekenen met de start van de Marvel-helden Spider-Man en The Fantastic Four. Die tweede golf bracht nieuwe elementen in de superstrip aan. De helden waren niet meer uitsluitend lompe vechtmachines, maar hanteerden ook een maf soort humor, dat in de Verenigde Staten camp werd genoemd, en werden veel menselijker: ze kregen een privé-leven en de daarmee samenhangende privé-problemen. De superhelden waren niet zo super meer en dat kan hebben bijgedragen tot die tweede populariteitsgolf, vooral onder lezers van gevorderde leeftijd en een hogere opleidingsgraad. In ieder geval lag het onloochenbare feit van hun populariteit vast en dus was het geen wonder dat een Nederlandse uitgever die toch al veel uit Amerika importeerde, ook de superhelden naar Nederland haalde. En zo verschenen in 1966 de eerste HIP-comics (een naam waar ik ook toen al bezwaar tegen had), waarin aanvankelijk de twee topseries van Marvel, Spinneman en De vier verdedigers, hun best deden in Nederland even populair te worden als in Amerika. Ùitgever Classics Nederland paste in de HIP-comics hetzelfde beproefde procédé toe als Marvel in de Verenigde Staten deed met Amazing Adventures en andere bladen. Die tijdschriften kenden geen vaste hoofdfiguur maar werden als een soort proeftuin voor nieuwe helden gebruikt. Als zo'n held bleek aan te slaan, kreeg hij zijn eigen serie. Een dergelijke werkwijze zien we ook in de HIP-comics. Aanvankelijk wisselden Spinneman en De vier verdedigers elkaar per aflevering af, maar al snel doken in korte verhaaltjes achterin de comics, waarbij normale Amerikaanse afleveringen in drie of meer moten werden gehakt, De rauwe bonk (The Hulk), IJzeren man (Iron Man), Prins Namor (The Submariner) en Thor (Thor dus) op, aan wie later de eer gegund werd eigen nummers van de HIP-comics te vullen. Daar kwamen dan ook nog De X-mannen (X-Men) en De wrekers (Avengers) bij, in wier prestaties de uitgeverij kennelijk zoveel vertrouwen had dat zij niet eerst in korte verhaaltjes hebben hoeven proefdraaien, maar onmiddellijk hun eigen comics kregen. Door de komst van al deze nieuwe gekostumeerde krachtfiguren werd de verschijningsfrequentie van Spinneman en De vier verdedigers iets teruggeschroefd, maar dat zij nog steeds als de koplopers gezien werden wordt bewezen door het feit dat zij meestal elke vierde aflevering vulden, tegen de rest van het stel gemiddeld elke achtste aflevering. Als proeftuin kunnen de HIP-comics zeker geslaagd genoemd worden, want bijna al deze superhelden hebben hun eigen serie gekregen, waarbij zich het eigenaardige feit voordeed dat die series begonnen met een volgnummer dat gebaseerd was op het aantal HIP-comics dat al van de betreffende held verschenen was; van De vier verdedigers waren al 46 comics verschenen, dus startte hun eigen reeks met nummer 47. Toen alle superhelden die bij het publiek waren aangeslagen in eigen series werden ondergebracht, stopte in 1971 dan ook de basisreeks die hen gelanceerd had. De avonturen van superhelden zoals die in Nederland door de HIP-comics grootschalig zijn geïntroduceerd, onderscheiden zich van de belevenissen van 'gewone' striphelden vooral kwantitatief. Het zijn superhelden en dus hebben hun avonturen meer om het lijf dan het oplossen van een simpel detective-klusje, het opsporen van verdwenen personen in niet geheel duidelijke omstandigheden, het veiligstellen van een omstreden erfenis of het scoren van doelpunten in een voetbalwedstrijd. De doeleinden die ze zich stellen bestaan niet zelden uit het redden van de gehele aarde, sterker nog, van hele zonnestelsels, en de schurken die zij daartoe dienen te bestrijden beschikken dan ook over krachten die de toch al niet geringe vermogens van de superhelden evenaren of zelfs overtreffen. Want daarin ligt de essentie van een superheld: hij of zij moet tenminste één bovenmenselijke kracht bezitten. Dat maakt hen tot de gelijken van de oude goden en halfgoden uit mythologieën van vroegere volkeren. De makers van superheldenstrips moeten dat zelf ook beseft hebben, want in Thor hebben ze de hele oud-Scandinavische godenwereld van stal gehaald en die een plaats gegeven tussen al hun zelfbedachte helden, op gelijkwaardig niveau. Een ander belangrijk kenmerk van superhelden is dat zij zich uitdossen in fel gekleurde fantasiekostuums, die soms hun specifieke superbegaafdheid beklemtonen, en dat ze vaak - maar dat is niet per se noodzakelijk - een dubbele identiteit hebben: in het dagelijks leven leiden ze een onopvallend, soms zelfs nooddruftig bestaan en in hun naaste omgeving is (bijna) niemand op de hoogte van hun geheime leven als superheld. De eerste golf superhelden dankte zijn populariteit vermoedelijk aan de periode van chaos en strijd waarin de wereld, en na enige aarzeling ook de Verenigde Staten, toen verkeerde: de Tweede Wereldoorlog. De Amerikaanse waarden moesten verdedigd worden tegen krachten die de wereld wilden beheersen en zelfs vernietigen, en dat was een titanenstrijd waarvoor de superhelden buitengewoon goed waren gekwalificeerd. Toen de oorlog afgelopen was en ook de nasleep ervan was uitgewoed, nam de populariteit van de superhelden af: hun aanwezigheid was niet langer noodzakelijk. De tweede populariteitsgolf van de superhelden, in het begin van de zestiger jaren, is moeilijker te verklaren. Misschien zou de oorzaak gezocht kunnen worden in de toegenomen angst voor wereldvernietiging door 'de bom', speciaal gestimuleerd door de Cuba-crisis in 1962, toen de supermachten op de rand van een atoomoorlog stonden. Wereldvernietiging leek toen zeer dichtbij, en misschien zijn de activiteiten van superhelden als De vier verdedigers, die zich vrijwel voortdurend bezighouden met het verijdelen van snode plannen tot wereldvernietiging, een reflectie van en afweer tegen deze diepgewortelde angsten. De superhelden van de tweede golf zijn anders dan die van de eerste. De oude helden sloegen gewoonlijk wild om zich heen om allerlei misstanden te klaren en van enige psychologische diepgang was zelden sprake. De nieuwe helden overtreffen hun voorgangers duidelijk op dit punt. Ook zij zijn niet te beroerd om wild om zich heen te slaan, denk bij voorbeeld aan The Thing uit The Fantastic Four, maar ze laten het daar niet bij, zoals de oude helden deden. Er zit humor in hun avonturen, soms ironische humor en zelfspot. Ze nemen zichzelf niet altijd even serieus en zo wordt af en toe het genre zelf op de hak genomen, zodat je van een parodie op het superheldenthema kunt spreken. Daarnaast zijn de nieuwe helden veel menselijker. Ze kampen met allerlei privé-moeilijkheden, hebben relatieproblemen of zijn ook overigens niet erg ingenomen met hun situatie, zoals De Hulk en Het Ding, die helemaal geen superheld willen zijn. Het meest problematische geval is natuurlijk Spinneman, wiens privéleven een regelrechte puinhoop is. Dat is waarschijnlijk de reden waarom juist hij, een anti-held, op de Amerikaanse universiteiten een enorme populariteit bereikte. Die problemen en frustraties maken de nieuwe helden menselijker, waardoor er voor de lezers veel gemakkelijker met hen valt mee te leven omdat ze zich met hen gemakkelijker kunnen identificeren, gemakkelijker dan met de botte vechtmachines uit de eerste golf superhelden. En dat die problemen en frustraties soms zeer ver kunnen gaan toont Captain America aan, die eens de personificatie was van het rotsvaste zelfvertrouwen van de Amerikaan in zijn eigen normen en waarden en die een zelfs nog duidelijker voorvechter is geweest van de law and order van de bestaande samenleving dan de andere superhelden. Want hoewel hij tegen het einde van de zestiger jaren zijn wansmakelijke pak nog steeds droeg, laat de strip zien dat zelfs het Amerikaanse patriottisme in persoon aan het twijfelen geslagen was.