Rork 3: De grot der herinnering
Een Keltisch sprookje met een diepere betekenis
Een kleine analyse, waarin in kort bestek wordt ingegaan op een paar aspecten van de leer van de analytische psycholoog Carl Gustav Jung ingaat. Een en ander om een diepere laag uit een stripverhaal van Andreas naar boven te halen en zodoende de kijklezer uit de crapaud te trekken en met andere ogen te laten kijken.
Stripverhalen kunnen op diverse niveaus worden gelezen en geïnterpreteerd. Op het niveau van ontspanning is het slechts van belang de tijd te laten passeren op een aangename losse manier. De plaatjes worden vluchtig bekeken en de bijbehorende teksten half weggeslikt. Nu dient te worden gezegd dat het merendeel van de stripalbums slechts op dit niveau genoten kunnen worden, vanwege de vaak onthutsend slechte verhalen. Er zijn gelukkig in het stripwereldje een paar witte raven te bespeuren. Marten Toonder is zo'n auteur en tekenaar van verhalen, die zowel voor ontspanning als voor een speurtocht naar de krochten van het zielenleven van Ollie B. Bommel (... en dus Toonder zelf) uitnodigt. In zijn werk is de symboliek (droom-, literaire en archetypische symboliek) ruimschoots aanwezig. Ook Andreas is een artiest, die het zware werk niet schuwt. Zijn verhalen staan stijf van de symboliek, waarbij gevoelens en problemen in verhulde vorm aangeven op welke wijze Andreas worstelt met schijn en werkelijkheid. Het is doordrenkt van ware emotie, recht uit het hart. Rork 3: De grot der herinnering (uit de collectie Verhalen en legenden) kan op het niveau van ontspanning worden genoten als een Keltisch sprookje met als hoofdthema de strijd tussen goed en kwaad. De belangrijkste acteur in een toneelgroep wordt gedood door een tegenstander binnen die groep. De dader vertegenwoordigt het kwaad. Hij tracht met deze daad de vrijgekomen krachten van de dode te verkrijgen. Zijn begeerte naar macht richt hem te gronde. Hij wordt gedood door vallend gesteente. In het schemergebied tussen leven en dood gaat zijn ziel op zoek naar zijn bestemming. De epiloog wordt gehouden door een druïde, die aangeeft op welke manier de ziel naar het paradijs moet worden gevoerd. Er wordt in de tekeningen geëxperimenteerd met afwijkende composities. De sfeerscènes zijn gezet in horizontale, verticale of gebogen kaders, bezien vanuit diverse perspectieven. Bij het dieper ingaan op dit beeldverhaal stuit de alerte kijklezer op een groot aantal symbolen. Volgens de Zwitserse psycholoog Carl Gustav Jung, die leefde van 1875 tot 1961, is een symbool een zintuiglijk waarneembare voorstelling van iets waarvan de uitbeelding meer betekent dan het uitgebeelde alleen. Er is sprake van een diepere betekenis welke wellicht niet door iedereen wordt begrepen, mogelijk door velen wordt aangevoeld en slechts door een handvol mensen geheel wordt doorgrond. In De grot der herinnering moet de massa, die de symboliek enigszins aanvoelt, ter nadere verklaring genoegen nemen met het mythologische verhaal dat bij het symbool wordt verteld en dat de symboliek nader moet verduidelijken. In het onderhavige geval is het overduidelijk dat Andreas zo geboeid werd door religie, dat hij de strijd van het goede (gepersonifieerd door God de vader, Christus de zoon en Maria, de heilige geest) tegen het kwade (gepersonifieerd door Satan of Lucifer) als voedingsbodem voor dit epos heeft gebruikt. Daarbij is hij gestuit op oerbeelden (de zogenaamde archetypes), die voortkomen uit het collectief onderbewuste. Het Zelf, het totaal van een persoonlijkheid, is zo'n archetype. Dit grote Zelf (vele malen groter dan het ego, het ikje of ikbesef van de mens) uit zich volgens Jung in viervouden in een kruisvorm of in een cirkel (mandala) en is de uitdrukking van de totaliteit van de mens. De Schaduw, eveneens een archetype, het zogenoemde slechte (dat niet slecht is, maar verdrongen) wordt in het christendom gesymboliseerd door de duivelen kan beschouwd worden als een aanvulling op de christelijke drie-eenheid. De Heilige Geest (in het Hebreeuws een vrouwelijk woord) en Maria vallen samen; aldus ontstaat het viervoud dat te zien is in grafiek A in de infobalk rechts. De viervouden uiten zich altijd in 3+1, 3 goed en 1 kwaad of 3 bewust en 1 onbewust, of 3 poten van het kruis zijn kort en 1 lang, maar ook in 3 mannen en 1 vrouw, 3 jonge personen en 1 oud persoon. In het verhaal van Andreas is Jean DeVille (Duivel) de schaduw, die tot bewustzijn komt. De schat waar hij op aast vertegenwoordigt het Zelf en deze schat is niet met geweld te veroveren. Zij, die met geweld het Zelf willen bemachtigen, zullen door het geweld worden vermorzeld. En zo laat Andreas het geschieden. Jean DeVille komt zichzelf als stervende oude man tegen (pagina 23). Hij is dan reeds afgestorven, maar door deze confrontatie realiseert hij zijn Zelf over de dood heen. Deze teken- en verteltrant doet denken aan het Bardo Thödol, het Tibetaanse dodenboek. Zwalkend door het schemergebied van de dood komt Jean een oude vrouw tegen, het archetype van de Anima, leidster der zielen en bemiddelaarster tussen het Ik en het onbewuste Zelf. Jean heeft duidelijk tijdens zijn aardse bestaan geen gebruik gemaakt van de Anima (het vrouwelijke) in zichzelf; hij had als aards wezen een jammerlijk onderontwikkeld bewustzijn. De viervouden in dit verhaal komen overeen met die van de christelijke leer, zoals afgebeeld in de grafieken B en C in de infobalk rechts. Bovendien wordt er gewezen op vier steden, vier wijzen (pagina's 26, 27, 28) en de vier gelukzalige eilanden (pagina's 55, 56). Kadern vertegenwoordigt, net als Balder en Christus, het Zelf in de vorm van de stervende god/held, die zichzelf offert ten behoeve van de bewustwording (de schat in het kistje). De mens echter blijft zoeken naar datgene, wat er van nature innerlijk allang is, maar bedekt door vele sluiers: het Zelf. (Frans Gerritsen is lid van de Interdisciplinaire Vereniging voor Analytische Psychologie.) Geraadpleegde literatuur - Dr. R. J. van Helsdingen, C. G. Jung, uitgave Kruseman 1983 Den Haag, 4e vermeerderde druk.