Artikelen

Perfectionist Jean-Claude Gal

'Het eerste ding dat van mij in het buitenland is gepubliceerd is een toeristische kaart'

Jean-Claude Gal kennen we in Nederland van De legers van de veroveraar (Yendor, 1979) en De wraak van Arn (Dakota, 1984). Van beide verhalen werd de tekst geschreven door de vaste scenarist van Gal, Jean-Pierre Dionnet, de hoofdredacteur van het tijdschrift Métal Hurlant. Vóór de genoemde albums, die spelen in een vaag, ver verleden, tekende Gal L'Aigle de Rome, een verhaal over Romeinen, dat zich afspeelt in Spanje. Hij bood het in 1969 aan Spirou/Robbedoes aan, maar het werd geweigerd. Jaren later werd het alsnog in het Frans uitgegeven (Pierre Charles, 1981). Gal is van beroep tekenleraar, en hij tekent zeer gedetailleerd. Hierdoor is zijn stripproductie zeer laag. Geen nood, de twee verschenen albums zijn altijd de moeite van het herlezen - of beter herbekijken - waard. Hier volgt een interview met deze unieke Franse tekenaar, uit het fanzine Tilt. Gal heeft het, behalve over strips, ook over zijn passie de woestijn, en over de oudheid.

Hoe verloopt de samenwerking met Dionnet? Wie heeft ideeën? Wie beïnvloedt de ander? Jean-Claude Gal: Dat gebeurt wederzijds. Dionnet kent zeer goed mijn beperkingen en mogelijkheden, en hij maakt voor mij een scenario op maat. Hij maakt de plot en de dialogen, waarin ik alleen maar op details ingrijp. Maar hij laat me helemaal vrij op alle andere punten, bladspiegel, keuze van de camerastandpunten, decors, enz. Tegenwoordig heeft Dionnet toch minder tijd beschikbaar, door uitgeverij Les Humanoïdes Associées en de televisie, minder dan in de begintijd van Métal Hurlant. Het is voor hem niet meer zo eenvoudig om aan een scenario te werken, en daarom is het waarschijnlijk dat we na het album waar we nu aan werken, ophouden met samenwerken. Het betreft hier het vervolg en slot op De wraak van Arn. Het gaat me nog een hele hoop tijd kosten, want ik moet nog enkele tientallen pagina's tekenen. Af en toe schrijf ik er nu zelf één, en af en toe is het Dionnet die het doet. Daarna ga ik misschien korte verhalen maken met verschillende scenaristen. Ik ben er trouwens laatst al mee begonnen, op een scenario van Yves Cheraqui. Nog steeds voor Métal Hurlant? Ja, ik blijf trouw aan het blad. Ik vaar er wel bij. Maar ik maak in ieder geval niet meer een verhaal dat zo lang is als Arn. Dat is krankzinnig. Het basisidee is gedurende het werk veranderd, zodat er in het eerste album gaten zitten. Het was niet duidelijk waar we heen wilden, het was een beetje vaag. Ik ben een beetje erg precies. Daarom heb ik voor de herdruk twaalf aanvullende platen getekend (ook in de Nederlandse albumuitgave opgenomen. Red.). Dionnet werkt liever met een scenario dat ruimte laat voor een interpretatie door de lezer. Ik geloof dat we elkaar, op een bepaalde manier, aanvullen. De grote passie die we proeven in bepaalde tekeningen en decors van Arn, is de woestijn. Ja, dat is mijn grote passie, altijd geweest. Alles fascineert me: de mensen, het landschap, hoe men leeft. Ik had dat al heel vroeg. We hebben thuis een album van Nestlé, Les Merveilles du Monde. Er was een plaatje bij van een rots in Amerika, en ik zei tegen mezelf: die ga ik bekijken. Later dacht ik er minder aan, maar toen ik mijn eerste salaris had, ben ik er recht op af gegaan. Dat was in 1966. Sindsdien ben ik vaak teruggegaan. Ik heb zes reizen gemaakt in het zuidwesten van de Verenigde Staten, en vier in de Sahara. Het zijn die twee woestijnen waar ik van hou, niet zozeer van andere. En ik heb meer interviews gehad over mijn reizen dan over mijn strips... Het is misschien verbazend, maar hoe minder mensen, hoe meer contact. In de woestijn is men daar wel toe gedwongen, in de stad niet. Maar ik kan niet zeggen dat ik met de indianen echt contact had, uitzonderingen daargelaten. Ze komen vaak zeer gesloten over. Een beetje zoals in de films. Het zijn niet zulke praters. Ik heb vaak het gevoel een indringer te zijn als men terughoudend is. Dan dring ik liever niet aan. Het is ook de taal. Ik praat geen enkel Indiaans dialect, terwijl ik me in het Touaregs niet slecht red. Voor mij zijn de Touaregs de echte mensen van de woestijn. Voor mijn tekenwerk heb ik veel van hun opgepikt. Ze hebben heel vreemde werktuigen, hangsloten, schilden. Ik heb er heel veel gebruik van gemaakt. In de Sahara, bleef ik iedere keer lang, tussen de twee en vier maanden. Ik huurde dan gidsen en kamelen. Eén keer was ik 32 dagen in Niger. Het is soms heel zwaar, maar het was zeer bijzonder. Ik ga altijd alleen. Dat bevalt me het beste. Het is in je eentje al moeilijk. Met meer mensen vermenigvuldig je de kans op mislukkingen. En bovendien ben je nu in je eentje verantwoordelijk. Als de dingen fout gaan heb je alleen jezelf ermee. Maar het is altijd goed gegaan. Ik ben met name in de gebergtes geweest: de hoogvlaktes van Tassilië en de Hoggar, in Libië en in het massief van de Aïr, in Niger. Dat was een totaal andere wereld. Maanden lang bleef je volkomen geïsoleerd van de rest van de wereld. De beelden van de bergen die overal in mijn tekeningen zitten, komen vooral daar vandaan. Ik meng ze, ik doe er van alles mee, maar de verbeelding is zoveel minder dan de werkelijkheid... Het is er veel vreemder dan men zich kan voorstellen. Filmregisseurs gaan vaak naar Monument Valley. Met name John Ford ging vaak naar Monument Valley en Castle Valley, in Utah. Hollywood-regisseurs hadden daar hun favoriete plekken. Er is een dozijn plekjes dat in elke western weer voorkomt, omdat die toegankelijk zijn voor voertuigen. Maar er zijn plekken, veel moeilijker toegankelijk, die nog veel wonderlijker zijn. Iedere keer als ik hierover praat heb ik verschrikkelijk heimwee. Zodra ik kan, ga ik terug naar de Verenigde Staten. Ik heb daar nog steeds een soort kampeerauto, een beetje oud ding. In het album L'Aigle de Rome vinden we een poster die in de Verenigde Staten is gedrukt. Werd die alleen daar verspreid? Ja, alleen daar. Ze werden verkocht in de nationale parken. Ik heb er maar vier gemaakt, maar ik hecht er veel belang aan, noem het maar sentiment. Het eerste ding dat van mij in het buitenland is gepubliceerd, is een toeristische kaart. De kaarten heb ik gemaakt vanaf 1971. Ik ben nu bezig met een gigantische kaart in kleuren van het zuiden van Utah. Heb je nooit het plan gehad om een vervolg te maken op L'Aigle de Rome? Jawel! Als het had gelopen... toen ik me presenteerde bij Dupuis, ontmoette ik Maurice Rosy, destijds artistiek directeur van Spirou. Ik ben vijf uur bij hem binnen geweest. L'Aigle de Rome beviel hem goed. Op het eind zijn we naar Dupuis gegaan. Meneer Dupuis himself. Hij zat in een heel groot kantoor, een sigaar in de mond. Het leek wel Citizen Kane. Iets om nooit te vergeten. We praatten even, en toen zei hij dat hij het zou bekijken. Na enkele dagen stuurden ze het verhaal terug, met een briefje waarin ze zeiden dat ze het hadden gelezen, maar het een beetje te hard vonden voor jonge kinderen. Maar ik had een compleet scenario voor drie vervolgverhalen voorzien, en al een synopsis voor een vierde. Het zouden vijf albums moeten worden. Ik wilde iets maken a la Victor Hubinon, een epos. Het zou tien jaar in beslag nemen. Als Dupuis 'ja' had gezegd had ik misschien een heel ander leven gehad... Momenteel interesseert het maken van een serie met één en hetzelfde personage me niet meer. En weet je, toen ik aan L'Aigle de Rome begon kende ik de strip Alex helemaal niet. Ik kende helemaal niets behalve het blad Spirou. Ik leerde Alex kennen toen ik al een heel eind was met de geschiedenis. De laatste synopsis is eigenlijk een andere vertelling van Het Etruskische graf, dat een paar jaar later door Jacques Martin werd gemaakt. Het is hetzelfde verhaal, gebaseerd op een geheime Etruskische samenleving die overleefde in de buurt van Rome. Ik geloof dat met twee helden zoals die, twee Romeinen, de thema's zich op een of ander moment wel moeten overlappen. Zelfs met Asterix. Ik had net L'Aigle de Rome af of Asterix in Hispania kwam uit, met stierengevechten en al. Heb je altijd een passie gehad voor de Romeinse wereld, de Oudheid? Ik hou ervan, maar het is geen passie. Ik ben alleen maar gefascineerd. Ik kan niet zeggen dat ik de Romeinse geschiedenis goed ken. Ik heb me ook niet zeer serieus gedocumenteerd. Voor de kostuums van de Iberiërs ben ik naar een museum gegaan. Er waren daar twee of drie tekeningen, en ik heb wat gelezen over de geschiedenis van Spanje, dat is alles. Bij het tekenen van de Romeinen heb ik bij voorbeeld een grote fout gemaakt. Ik had alle zwaarden links getekend, terwijl ze die rechts droegen. In feite is het tevergeefs om je te documenteren, het is altijd fout. En er is nog een ander probleem. Als je bij voorbeeld authentieke Romeinen maakt, geef je ze een wapenrusting van schubben of maliën, en helmen die uitlopen in bizarre veren. En het publiek gelooft dat je maar wat doet, want het lijkt helemaal niet op de Romeinen die ze gewend zijn. Dat is ook één van de problemen van films over de oudheid. Als je een film over Cleopatra maakt, een serieuze historische film, dan kleed je de Romeinen dus zo, met maliën en pluimen, Cleopatra kleed je Grieks, want ze was Grieks, en ik geloof dat ze zelfs geen Egyptisch sprak, en je construeert Alexandrië als een Griekse stad. En het publiek gelooft dat je maar wat doet, want Cleopatra is niet Egyptisch gekleed, de Romeinen zien er raar uit, en er zijn geen piramides. Toch zou het veel beter zijn. Hoe verder je teruggaat in de tijd; hoe moeilijker het wordt. Ik weet niet of ik graag verhalen over de oudheid zou maken. Ik hou meer van de imaginaire oudheid dan van de echte oudheid. Een film over de Romeinen vind ik interessanter dan een geschiedenisboek. Ook al zou je proberen om iets gedocumenteerd te maken, je komt toch niet zover dat je een goed idee geeft van hoe het geweest is. En het eindigt ermee dat het bespottelijk wordt, een vlucht in overdocumentatie. Kijk eens naar de western. De concepties van, zeg, de historische western, zijn in dertig jaar helemaal veranderd. En ik ben niet zeker dat de huidige ideeën juister zijn dan die van de twintiger jaren. Die geschiedenis is pas een honderdtal jaren oud, dus wat kun je vertellen over duizenden jaren voor Christus...? Nee, laten we zeggen dat ik er de voorkeur aan geef om de anekdotische en oppervlakkige kanten van de Oudheid te bekijken, met de fantasie van een 20e eeuwse mens. Franz maakt een curieus compromis met Jugurtha. Hij mengt het authentieke volledig met heroic-fantasy. Het is heel vreemd, en trouwens erg goed. Je bent tekenleraar, en ook striptekenaar. Praten je leerlingen over je werk? Nee, ze weten het niet. Sommigen hebben me wel eens gezien als ik boeken signeerde, en die waren een beetje verrast. Maar ik praat er liever niet met hun over. Je zult wel niet veel tijd hebben om te tekenen. Nee, niet veel. Momenteel geef ik meer dan dertig uur les. Dat is veel. Bij mijn leerlingen zijn er altijd wel een paar die van het tekenen van strips hun beroep willen maken. Dat is heel vreemd, want het is een beroep waarbij het heel moeilijk is om een plaatsje te krijgen. Ik heb in feite maar één leerling gehad die striptekenaar is geworden, namelijk Dominique Rousseau, die de strip Condor tekent.
door Jacques Dhelliez
Vertaler René Smulders
Stripschrift 201
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Privacy en voorwaarden Accepteer Weiger