Tussen comic en strip ligt een oceaan. De Amerikaanse en Europese striptradities zijn verre, vreemde buren. Succesvol zijn initiatieven om Europese strips in Amerika te verkopen zelden geweest - en vice versa. Voor detectives geldt dat eens te meer. Amerikanen vereenzelvigen zich niet met getroebleerde helden en hun literairderige avonturen. Voor Europeanen is het hard boiled ego van de Amerikaanse PI te vlak, diens weg door de werkelijkheid te rechtlijnig. Kinderen willen nog wel eens Superman spelen, maar Mike Hammer of Dick Tracy? De afgelopen decennia zijn er natuurlijk cross-overs geweest. Die gaan al terug op het briljante werk van Dashiel Hammett. Zijn helden hadden een geschiedenis, waren echte helden - met een geslachtofferd hart. In films is die ontwikkeling vanaf de jaren zeventig duidelijk zichtbaar. De Britse film Get Carter (1971) maakte van Michael Caine een Amerikaanse held: een karakter met een missie. Maar de slotscène had het in Hollywood nooit gemaakt. In de Amerikaanse remake (2000) is Sylvester Stallone veeleer een Europese held: 'The most interesting hero to me is the one who does not set out to do heroic deeds'. Helden zijn niet voor één gat te vangen. Had Jack Nicholson in Chinatown (1974) niet veel weg van zijn kettingrokende collega's in de film noir? In de literatuur en comic strips heeft dezelfde ontwikkeling plaatsgevonden. Toch merken we daar in Europa weinig van. Max Allan Collins, de auteur van Road to Perdition (1998! de Nederlandse vertaling vermeldt abusievelijk 1999 als het jaar waarin deze graphic novel oorspronkelijk verscheen), is hier geen bekende naam. Aan de andere kant van de oceaan geldt hij als een van de meest productieve en succesvolle schrijvers in het misdaad- en detectivegenre. Hij is de man achter de strips Ms. Tree en Dick Tracy, en de geestelijk vader van private eye Nate Heller. Tientallen romans (soms gebaseerd op filmscenario's) schreef hij, korte verhalen, scenario's, biografieën en (film)recensies. Collins' succes is gebaseerd op gedegen historisch onderzoek, de precieze contextualisering van verhalen en vooral aan de menselijke dimensies van zijn helden. Is dit de reden, dat Tom Hanks de hoofdrol speelt in de film Road to Perdition (US-première: 12 juli 2002)? De held van het boek is Michael O'Sullivan: huisvader én hitman van Al Capone. Deze 'engel des doods' weet werk en privé goed te scheiden. Als zijn zoontje per ongeluk getuige is van een afrekening, raakt O'Sullivan in grote problemen én gewetensnood. De hel barst los. Kogels knallen van de bladzijden. Het verhaal is plat, de plot zo rechtlijnig als een Sovjetkanaal. Tussendoor simmert de ellende: de reis naar the heart of darkness van vader en zoon. De ontwikkeling van beide karakters maakt het boek interessant. Het verhaal draagt hier nauwelijks aan bij. Het zijn de prachtige zwart/wit-tekeningen van Richard Piers Rayner die het doen! Een relatief onbekende naam (hij tekende Hellblazer). Maar zijn stijl, de afgewogen balans tussen gedetailleerde achtergronden en panorama's enerzijds, precies belijnde close-ups anderzijds is indrukwekkend. Rayner maakt van de mens een held en van de held een dubbelhartige moordenaar! Of dat Hanks in de film ook gaat lukken? In de eerste kritieken wordt al gezinspeeld op Oscarnominaties. Het zal dus niet lang duren voordat de film naar Europa komt. Uitgeverij Atlas is er op tijd bij. Gewaagd, want Nederland heeft nauwelijks markt voor graphic novels. En een boek is geen film. De titel van de houterige Nederlandse vertaling is een zwaktebod. Hopelijk verhindert die niet dat het boek het publiek krijgt dat het verdient.