De openingssequens van Schot in het duister zet meteen de toon: een huurmoordenaar wacht en wacht en wacht op de vent die hij geacht wordt om te leggen. Onder het wachten leert de lezer de man beter kennen: hoe het allemaal begon, de hits and misses, zijn visie op mens en wereld, de voor- en nadelen van de job... De auteurs slagen erin om op zakelijke en nuchtere wijze een personage van vlees en bloed neer te zetten, en niet de zoveelste compleet amorele karikatuur. De man blijkt over een beredeneerd wereldbeeld te beschikken, weliswaar een dat niet meteen aanzet tot koorzangen. Desalniettemin, bijna ben je zelf op weg naar het uitzendbureau om te informeren naar de mogelijkheden en verwachtingen in het huurdoderwezen. Stilaan slaat de sfeer om: het lange wachten maakt de killer onrustig en het wordt duidelijk dat hij niet zo koel en methodisch te werk gaat als hij wel zou willen. Dit escaleert in een mislukte zelfmoordpoging en wanneer zijn doelwit uiteindelijk toch opdaagt, maakt hij er een ongelooflijk zootje van. Hij neemt de benen en wat er dan gebeurt, beste vrienden, kan u lezen in het tweede deel van de serie - De valstrik - dat inmiddels ook in het Nederlands is verschenen. De grote kracht van deze bijzonder sterke strip ligt in de vertelstructuur, die scenarist Matz en debutant-tekenaar Luc Jacamon elk naar hun hand proberen te zetten: Matz door zijn opbouw van het verhaal, dat qua spel met de tijd doet denken aan de films van Quentin Tarantino, en Jacamon door zijn plaatindeling en het ronduit schitterende tekenwerk. De ene keer - in de actiescènes - is dat bijzonder dynamisch en de andere keer, wanneer de killer verzuipt in eenzaamheid en in de duisternis wacht op zijn mannetje, uitermate beklemmend. Voorwaar een grote kanshebber in de categorie 'debuut van het jaar', als we de twee albums die Matz maakte met Chauzy even buiten beschouwing laten.