'Natuurlijk had ik huiswerk maar ach, lekker belangrijk. Ik had zin om te gaan, dus ik ging en natuurlijk kreeg ik een paar drankjes omdat ik er zo volwassen uitzie. (...) Toen stopte hij mijn hand in zijn broek, maar ik vond hem niet echt hard aanvoelen. (...) Ik zei dat ik wilde dat hij me neukte en hij zei je bent gek o god ikkrijgeenstijvevanje.' Tot zover kort samengevat de eerste seksuele uitspatting van de vijftienjarige Minnie Goetze met Monroe, de vriend van haar eigen moeder. Deze stiekeme relatie drukt een genadeloze stempel op de puberteit van de vroegrijpe Minnie, die al haar ervaringen opschrijft in een dagboek. De beeldroman Minnie is dat dagboek, voorzien van illustraties en soms een passage in stripvorm. Auteur Phoebe Gloeckner schijnt een goeddeels autobiografisch verhaal te hebben opgetekend met fictieve karakters. Door het harde en directe relaas op te schrijven in echte meidendagboektaal (soms wat primitief, maar daardoor ook heerlijk recht voor z'n raap) is ze erin geslaagd om de vijftienjarige Minnie op authentieke wijze tot leven te wekken in deze - met recht zo genoemde - grafische roman. Minnie is immers letterlijk een roman met grafische elementen. Een strip kun je het nauwelijks noemen, want van de ruim driehonderd pagina's zijn er nog geen veertig als stripverhaal uitgevoerd. In combinatie met de losse, soms paginagrote illustraties zet Gloeckner echter wel een eenduidig geheel neer. Eenduidig? Op het eerste oog niet, want de souplesse van de strippagina's contrasteert flink met de stijve, poseerderige losse prenten, waar de personages soms nogal glazig, ja zelfs autistisch uit hun ogen kijken. Helemaal vreemd is de tekening op pagina 47, waar de hoofden van moeder en de twee dochters, bijeen in de keuken, buitenproportioneel groot zijn. Daardoor krijgt die tekening echter iets vervreemdends, dat de ontwrichte familiebanden fraai visualiseert. De eenduidigheid van al dit tekenwerk schuilt in Gloeckners keuze om het opwekken van sfeer en emoties te laten prevaleren boven technische perfectie. Hoe gek dat ook lijkt voor iemand die nota bene hoogleraar Art & Design is aan de University of Michigan en van oorsprong medisch illustrator. Hoe dan ook: het wérkt. Minnie is een aangrijpend en fascinerend boek. Goed, soms presenteert Gloeckner de seksscènes wat al te smeuïg en sensatiebelust, maar in de meeste gevallen wordt de lezer overtuigend bij de kladden gegrepen door de puberale onzekerheden van Minnie. Als schrijfster overtuigt Gloeckner met dit zeer authentiek ogende puberdagboek, maar ze schakelt op de juiste momenten over op de striptaal. Zo kon de scène waarin Minnies moeder het dagboek ontdekt en daarin leest dat haar vriend vreemdgaat met haar eigen dochter, niet beter verteld worden dan in stripvorm. De dagboekpassage die erop volgt is een slap aftreksel. Dat is het beste bewijs hoe goed de (gedeeltelijke) stripvorm is gekozen. Dagboeken zijn van oorsprong geheim (Minnie: 'Lees dit alsjeblieft niet tenzij en totdat ik dood ben'), maar dit exemplaar moet echt gelezen worden!