In dit negentiende dossier van geheim agent 327 draait Martin Lodewijk de tijd terug naar de jaren vlak na de Tweede Wereldoorlog. In 1948, ten tijde van de kroning van Juliana tot Koningin der Nederlanden, ontvangt een piepjonge Hendrik IJzerbroot zijn eerste opdracht. Hij moet het kunstgebit van Wilhelmina opsporen waarin op microfilm staatsgeheimen verborgen zijn. Dit gebit is destijds door een Duits dienstmeisje omgewisseld en bevindt zich nu in Berlijn. Berlijn, opgedeeld in vier geallieerde zones, ligt dan grotendeels in puin. IJzerbroot wordt in zijn zoektocht dwarsgezeten door de Duitse spionne (en taalvondst) Dritta Reich. Daarnaast zinspeelt Lodewijk nadrukkelijk op de betrokkenheid van Prins Bernhard door het opvoeren van een geheimzinnige naar anjers riekende man. Lodewijk balanceert met dit verhaal, zoals vaker, op de grens van kul en geschiedschrijving. Zijn natuurlijke neiging om feitenkennis in het script te verwerken door authentieke gebeurtenissen en historische feitjes op te voeren, werkt in dit album niet altijd in zijn voordeel. Het verraad van Rudolf Hess en zijn vlucht naar Engeland, het gangenstelsel en de bunkers van Hitler onder Berlijn, maar ook de kroning van Juliana zijn zaken die soms wat geforceerd in het verhaal lijken te zijn verwerkt. De pagina's die besteed worden aan uitleg over de efficiency van de Nederlandse luchtmacht (12% van de Duitse vliegtuigen sneuvelde boven Nederland) en de rantsoendroppings van de Amerikanen halen zo de schwung uit het verhaal. Lodewijk maakt geregeld gebruik van echte foto's die hij bewerkt of met tekstballonnen vult als bewijsstukken voor de historische feiten. De vlucht van vroeger is het eerste Agent-album bij uitgeverij L en is voor de fervente aanhanger aantrekkelijk omdat het de lezer een blik gunt in de jeugd van Hendrik IJzerbroot. Als verhaal op zich is dit album geen hoogvlieger.