'Hé, een nieuw boek van Marjane Satrapi', dacht ik verheugd, afgaand op de lila kaft van haar album, waarop het silhouet van een man met hoed en muziekkoffer te zien is. Na het rode, groene, gele en blauwe omslag van het monumentale en met vele prijzen bekroonde vierluik Persepolis, leek het omslag van dit boek een breuk met de thematiek waar Satrapi zich tot dan toe mee had beziggehouden. De doorwerking van demonen uit het verleden (jeugd onder het bewind van de Sjah, de Iraanse revolutie, verlies van geliefden, huis en haard) en nieuwe uitdagingen in het heden (inburgeren en assimileren in Europa) stonden centraal in de reeks Persepolis. Met het vierde deel van de beeldromancyclus leek Satrapi catharsis te hebben bereikt: als jonge vrouw gelouterd, zat zij na alle ontberingen eindelijk zelf in het zadel. En toch weer Iran! Het album opent met de woorden 'Teheran, 1958': het Iran van de Sjah, nog voor revolutie. We zien de Iraanse muzikant Nasser Ali over straat lopen, diep weggedoken in de kraag van zijn jas en een hoed op zijn hoofd. Daar, zomaar op stoep, komt hij per toeval zijn grote liefde Irène tegen. Zij is met haar zoontje onderweg naar huis en herkent Nasser Ali in eerste instantie niet. Ooit waren zij hevig verliefd op elkaar, maar omdat Nasser Ali slechts muzikant was, krijgen zij geen toestemming om met elkaar te trouwen. Zijn liefdesverdriet maakt hem de beste tar-speler van het land, omdat hij zijn emoties via zijn instrument laat spreken. Later trouwt Nasser Ali met een vrouw waar hij niet van houdt en die op het dieptepunt van hun huwelijk zijn geliefde muziekinstrument in tweeën breekt. Dat Irène hem tijdens die toevallige ontmoeting op straat niet meteen herkent, is het breekpunt voor de zachtmoedige Nasser Ali. Hij besluit te sterven. In de acht dagen waarop Nassar Ali in bed op de dood wacht, volgt de lezer zijn gedachten, flarden van herinneringen, momenten van geluk en verdriet, erotische fantasieën, overdenkingen over zijn kinderen, broers en zussen, totdat hij het schemergebied tussen leven en dood definitief heeft betreden. De (quasi-)naïeve doch trefzekere tekenstijl van Satrapi staan garant voor een goed te volgen beeldverhaal. Wat zou Satrapi zonder Iran als inspiratiebron zijn, ook weer de plaats van handeling van dit ontroerende en hartverscheurende beeldverhaal? Toegegeven, het verhaal pakt je bij de lurven en voert je onontkoombaar mee in het tomeloze verdriet van de muzikant. Dat is de grote klasse van Satrapi: een traan moeten wegpinken overkomt me niet vaak bij een stripverhaal. Het tragische liefdesverhaal is universeel, maar toch komt de vraag op: wat zou Satrapi tekenen en vertellen zonder de inmiddels zo bekende Iraanse setting? De muzikant is daardoor wat minder verrassend. Dat de geliefde van de hoofdpersoon de naam Irène heeft, is in dit opzicht symbolisch voor de hechte verbondenheid die Satrapi met haar geboorteland Iran lijkt te hebben. Ik blijf nieuwsgierig naar een nieuwe Satrapi.