De stripwereld is geen terra incognita voor Umberto Eco (1932). De bekende Italiaanse literator en hoogleraar semiotiek heeft al eens in essays zijn licht laten schijnen op de taal van het beeldverhaal. En hij toont regelmatig zijn kennis van strips in andere geschriften, recent nog in een voorwoord voor The Plot, de postuum uitgegeven roman van Will Eisner. Niet voor niets houdt hij er een enorme boekenkast met Italiaanse en Amerikaanse strips op na, zo bleek uit een recent interview met NRC Handelsblad. Zijn voorliefde voor en kennis van strips komt overduidelijk naar voren in zijn dit jaar in Nederland verschenen roman De mysterieuze vlam van koningin Loana. Hoofdpersoon is de zestigjarige Giambattista Bodoni, eigenaar van een boekenantiquariaat, die na een beroerte in 1991 zijn persoonlijk geheugen heeft verloren. Om zijn herinneringen te hervinden keert hij terug naar zijn oude familiehuis in Solara. Daar bevinden zich op zolder dozen vol lectuur, kranten, grammofoonplaten en curiosa van zijn grootvader (een handelaar), spaarzame spullen van zijn vroeg overleden ouders én zijn eigen kinderboeken, tijdschriften en strips. Bodoni verblijft al lezend en muziek luisterend dagenlang op zolder en tracht aan de hand van de vele flarden jeugdherinneringen zijn geheugen te ordenen. Vooral de strips roepen bij Bodoni historische sensaties op (Eco zal vast niet weten dat er een Nederlandse striptekenaar is die Paul Bodoni heet). Dat begint met de Disney-uitgave uit 1937, Il Tesoro di Clarabella en voert vervolgens van de Italiaanse kinderkrant Il Corriere dei Piccoli en het weekblad Il Vittorioso - volgens Eco een schizofrene mix van fascistoïdegetinte verhaaltjes en louter Amerikaans vermaak, waar de Italiaanse jeugd in de Tweede Wereldoorlog mee te maken kreeg - naar Mickey Mouse en L'Avventuroso. In dit laatste weekblad stond Flash Gordon, maar ook Italiaanse navolgers als Dick Bliksem, Gianni Martini en zijn broer Mino, La Camera del Terrore (over een gemaskerde man), Mandrake de tovenaar en Geheim Agent X9. Uiteindelijk werden alle Amerikaanse invloeden eind 1942 verboden, maar na het einde van de oorlog verschenen alweer krantenstrips als Dick Tracy, Li'l Abner en Terry and the Pirates. De titel van het boek verwijst naar een oude strip over een mysterieus rijk in Afrika waar koningin Loana de scepter zwaait: favoriet leesvoer uit Bodoni's jeugd, maar de hernieuwde kennismaking valt hem tegen: het verhaal blijkt een zouteloos vertelsel. De mist in zijn hoofd verdwijnt niet. De roman - met uiteraard een verrassende, fijnzinnige afwikkeling, - is een grappige en bij vlagen ontroerende vertelling. Daarnaast typeert Eco's roman de ervaringen van een Italiaanse en in bredere zin Europese generatie die opgroeit tussen 1930 en 1950 en steeds meer met Amerikaanse invloeden te maken krijgt. Strips blijken voor hen een rol te spelen in het collectieve geheugen. Dat Eco daarop wijst, is bijzonder te noemen en voor de internationale stripwereld een prachtige aanbeveling.