In de boekenafdeling van menig kringloopwinkel wemelt het van verouderde pockets met cursiefjes en andere korte stukjes. In de jaren vijftig en zestig van de 20e eeuw, toen de gemiddelde krantenomvang aanzienlijk groter was dan een Metro of Spits, moesten de dagbladkolommen immers telkens worden gevuld, en niet alleen met nieuwsberichten of stripstroken. De verstrooiende stukjes die daartoe werden vervaardigd voor dag- en weekbladen verschenen na die zo vergankelijke publicatie vaak al snel in bundelingen. Hun populariteit was veelal van korte duur - hetgeen de overvolle planken in de kringloopwinkels verklaart - en de namen van de auteurs zijn nauwelijks meer bekend. Slechts een enkeling, zoals Simon Carmiggelt, weet zich postuum nog enigszins aan dat lot te onttrekken. Het heeft uitgeverij Atlas er niet van weerhouden de Nederlandstalige lezersmarkt te verblijden met enkele vertaalde avonturen van De kleine Nicolaas, veertig jaar oude cursiefjes over een onschuldige kindertijd. De verwachting dat die uitgave levensvatbaar is, zal ongetwijfeld mede ingegeven zijn door de klinkende namen van de makers: karikaturist Jean-Jacques Sempé en scenarist René Goscinny. De korte verhalen verschenen oorspronkelijk vanaf 1959 als Le Petit Nicolas in het Franse dagblad Sud-Ouest, zoals Sempé ook aangeeft in het voorwoord, en werden later in vijf delen gebundeld. Die vertolking bouwde voort op losse cartoons over een jochie, genaamd Nicolas, die Sempé vervaardigde voor een Belgisch blad. Dat had in 1955 overigens ook al geleid tot een kortstondige stripversie in het Dupuis-tijdschrift Le Moustique met een scenario van Goscinny, al laat Sempé dat nu onvermeld. De verzorgd uitgegeven verhalen ontlokken de lezer voortdurend een glimlach. Goscinny beschrijft met een vaardige pen en een goed ontwikkeld inlevingsvermogen bijna alledaagse belevenissen op een jongensschool. Een moedeloze lerares en een strenge directeur trachten daar, veelal tevergeefs, het leven van Nicolaas en zijn klasgenoten met al hun kinderlijke naïviteit in goede banen te leiden. De ingehouden toon, en de geslaagde illustraties, maken het tot een geslaagd geheel. Niettemin ademt het boek vooral een sfeer van voorbije tijden, amusant maar niet briljant. Of dat voldoende is om de eigentijdse Asterix-liefhebbers tevreden te stellen, is de vraag.