De amateur-piraat en worstelend kunstschilder Isaac Sofer reist samen met zijn maat Jacques Rançon na de zeeroversavonturen terug naar het Parijs van de achttiende eeuw. Vergeefs op zoek naar zijn artistieke vrienden en zijn geliefde Alice komt hij terecht bij zijn vader, die hem - en Jacques - liefdevol in huis neemt en hem in staat stelt thuis te werken aan zijn schilderijen en een geïllustreerd boek met zijn avonturen tot nu toe. Maar de onrustige Isaac en Jacques raken al snel betrokken bij allerlei criminele activiteiten in de grote stad en sluiten zich later min of meer gedwongen aan bij een bende. Isaac zoekt tussen zijn diefstallen door wanhopig naar inspiratie. Na ruzie met zijn vader belandt hij uiteindelijk met Jacques, die zich rijk steelt, in een atelierachtige ruimte. 'Ga jij maar aan 't werk schilder, ik vind je verloofde wel.' Het rijke avonturenverhaal van tekentalent Christophe Blain is alweer toe aan het vierde deel en de intrigerende geschiedenis is nog lang niet afgelopen. Blain tekent schijnbaar losjes in een semi-realistische krasserige stijl met sobere kleuren die goed passen bij de sfeer. Het verhaal, met soms zestien of meer plaatjes op één pagina, wordt in een lekker spannend tempo verteld. Blain, die ook meetekent aan de Donjon-verhalen van Lewis Trondheim en Joann Sfar, bewijst dat hij de Alph-Art van Angoulême voor het eerste deel van de reeks - Isaac de piraat: Amerika - terecht verdiende. Het is weinig wervend en heel gemakzuchtig dat Oog & Blik dit boek zo kaal op de markt gooit zonder voor de geïnteresseerde ook maar een greintje verdere informatie over de serie en/of de auteur op te nemen in het boek.