Bertus Boegspriet is een fictief figuur die stadgids Peter Vader in Zwolle regelmatig benoemt tijdens rondleidingen over de geschiedenis van de stad. Paul Reichenbach zag er aanleiding in om van de fantasierijke avonturen een strip te maken. In de opzet ervoor werden de basiselementen 'oud-walvisvaarder' en 'stevige drinker' door Vader aangereikt. Pieter Hogenbirk werkte de bonte aaneenschakeling van verhaallijnen en wendingen vervolgens uit in een stripverhaal. De rode lijn in het verhaal is dat Bertus ondanks een oogaandoening - zijn ene oog kijkt omhoog en het andere omlaag - een scherpschutter op meerdere fronten is. Of het nu gaat om darten, harpoen schieten, messen werpen of pistoolschieten, Bertus is er goed in. Met name als hij heeft gedronken, wat een favoriete hobby is, of als één oog in het verband zit. Door dit talent komt Bertus (30 februari 1865 - 34 september 1951!) in zijn leven in contact met de groten der aarde. Bij het circus van Buffalo Bill mag hij als messenwerper optreden, op de golfbaan ontmoet hij Charlie Chaplin en uit krantenartikelen kan worden opgemaakt dat hij ook bij de arrestatie van Al Capone was, Pancho Villa heeft bezocht en de legendarische Rode Baron heeft neergeschoten. Het mooie van deze onwaarschijnlijke, Baron van Münchhausen-achtige avonturen is dat er wel degelijk een kop en staart aan zit. Zo vlucht Bertus als jongetje uit Zwolle omdat hij met een katapult per ongeluk een vriendje neerschiet en komt hij aan het eind van het verhaal, terug in Zwolle, hetzelfde vriendje weer tegen en beleeft hij zijn laatste jaren in het Zwolse kroegleven. Achterin het album wordt de 'biografie' tekstueel nog verder aangevuld, vinden we schetsen van Hogenbirk en licht Reichenbach toe waarom en hoe het album tot stand kwam.