Hondsdol, het fraaie stripdebuut van Victor Meijer, leest als een trip met handvatten. Het middenstuk is een psychedelisch, grotendeels tekstloze kruisbestuiving van droombeelden à la Moebius met een tikkeltje morbide liefdesgeschiedenis, die beeldend sterk is, maar die de lezer weinig houvast geeft. Daarvoor zijn de eerste 35 pagina's en de laatste paar bedoeld: die vertellen het verhaal van de naamloze jongeman die terecht is gekomen in een vechtscheiding. Zijn vader en moeder, die op loopafstand wonen, maken elkaar het leven zuur. Vader is een agressieve drinker die uit is op de ondergang van zijn ex, die er op haar beurt een losbandig leven op nahoudt. Dit draagt bij aan de groezeligheid van alledag, en het is logisch dat de jongeman wil ontsnappen. Samen met zijn hond Sinas gaat hij ervandoor. Opvallend is dat Sinas roze is terwijl het hele boek in blauwtinten is opgezet. In de droomwereld wordt de omgeving langzaam rozer, Meijer laat het aan de lezer om hier een mening over te hebben, zoals hij erg veel aan de lezer laat. Is het de kleur van warmte? De kleur van hoop? Je zou willen dat het niet zo obligaat is, dat er iets heel verhevens achter schuilgaat. En in het grotere geheel: dat Hondsdol een grote metaforische kluwen is. Het mag vast, maar het blijft eventueel. De tekeningen zijn op een fijne manier samengesteld. Er zit iets van Thé Tjong-Khing in, iets van Moebius, iets van Bonin, en een gelukkige hoeveelheid van Meijer zelf. De enscenering is top, Meijer hanteert de camera alsof hij danst. Met name in de droomreis pakt dat geweldig uit. Hondsdol heeft een einde dat even moet indalen. Meijer gunt de lezer geen voldaan gevoel, pas later valt alles op zijn plaats. Tenminste, voor wie wil: Meijer zal het je niet kwalijk nemen. Hondsdol is nu eenmaal een zoektocht, van de jongeman met zijn hond en evengoed van de lezer.