Het duo Ersel (pseudoniem van Erwin Sels) en Ruellan, eerder goed voor Claymore en De pioniers van de Nieuwe Wereld zetten met Het einde der tijden een ambitieus project neer dat het middeleeuwse Katharendom als onderwerp heeft. De Katharen waren in de twaalfde en dertiende eeuw de grootse ketterse beweging binnen de christelijke wereld. Zij gingen uit van het dualisme. De god van het goede was zuiver en spiritueel. De god van het kwade was de fysieke wereld, het materiële. Opmerkelijk was hun grote mate van tolerantie; er bestond bij voorbeeld geen feodale hiërarchie en geen dictaat van de kerk. Dit soort verlichte zaken vormden een regelrechte bedreiging voor het gezag in Rome. De fanatieke inquisiteur Simon de Monfort zag het als zijn levenswerk om de Katharen van de aardbodem te doen verdwijnen. Na een beleg van tien maanden werd de onneembare burcht Montségur in de Franse Pyreneeën na verraad ingenomen door de kerkdienaars van de paus en de wereldse legers van de Franse koning. Vrijwel alle overwonnen Katharen (255 volgens de auteurs, 205 volgens de meeste bronnen) werden op de brandstapel gezet. Vier mensen wisten te ontsnappen met een nooit teruggevonden, onbekende schat. Over die schat doen tot op heden de wildste verhalen de ronde: geheimzinnige boeken, goudschatten en de heilige graal worden vaak genoemd als inhoud. Een van de ontsnapten, een jonge vrouw, vlucht naar Quéribus, het laatste bastion van de Katharen dat in 1256 wordt ingenomen. Deze voorkennis van de Katharen is eigenlijk onontbeerlijk om Het einde der tijden te kunnen lezen want Ruellan laat zijn kennis over het Katharendom maar zeer zuinig uitkomen. Een inleidende pagina was wel op zijn plaats geweest. Als thema staat het dualisme, de strijd tussen Satan en de Engelen, centraal, uitgewerkt in een magisch-realistische wereld. De jonge Aline Idge (Alienor) heeft sterk het gevoel dat zij eerder thuishoort in de Kathaarse tijd dan in het Parijs van nu. Zij wordt vanwege haar verbondenheid met het verleden permanent bedreigd door gevallen engelen (duivels), maar afdoende beschermd door de Azal (Analiël), letterlijk een beschermengel. Aline is de inzet van het voortdurende gevecht tussen goed en kwaad, waarvan ook mensen in haar nabije omgeving het slachtoffer worden. Het is aan de lezer om alle verhaallijnen van Ruellan een plek te geven en het geheel te duiden. Deze bewust aangebrachte suspense doet een behoorlijk beroep op de verbeeldingskracht van de lezer. Ersels tekenwerk past wel bij het doorwrochte verhaal; hij is een ijverig maar weinig getalenteerd tekenaar wiens personages nogal schetsmatig zijn en met weinig fantasie getekend. Veel meer op zijn gemak voelt hij zich bij de levensloze wereld van sculpturen, gebouwen, straten en kerkinterieurs. Voor de afwikkeling van het verhaal zullen de auteurs zeker nog meerdere albums nodig hebben. Herlezen en opnieuw construeren is dan zeker geboden.