De Franse stripauteur Nicolas Juncker zoomt in zijn indrukwekkende Alleen in Berlijn in op de korte tijdspanne tussen 20 april en 18 mei 1945. In het grauwe beeld dat hij schetst, vol grijstinten die slechts een enkele keer worden afgewisseld door kleur, is amper een prille zonnestraal te ontwaren. Zijn relaas opent met de weergave van enkele beschadigde gebouwen, resulterend in de observatie 'Berlijn is een grijze vlakte'. Om vervolgens een overweldigend panorama van Berlijn te tonen, een minutieus getekende spread van twee bladzijden waarop amper een gebouw te vinden is dat niet zwaar beschadigd is. Zijn verbeelding van de materiële ondergang treft de lezer als een mokerslag. Het beeld is een visueel synoniem voor de Duitse samenleving, na een periode van ruim twaalf jaar onderdompeling in het alles overheersende nazisme. De inwoners van de hoofdstad, voor zover nog aanwezig en in leven, zijn afgestraft door geallieerde bombardementen, in de laatste dagen van de strijd gevolgd door voortdurende beschietingen door het Rode Leger. Anders dan de titel doet vermoeden is dit beeldverhaal geen voortzetting van de film Alone in Berlin, de verfilming uit 2016 van het werk van Hans Fallada. Juncker heeft zich laten inspireren door het werk van twee vrouwelijke ooggetuigen: de Duitse Marta Hillers die anoniem Eine Frau in Berlin publiceerde en door de memoires van de Russische Elena Rzhevskaya (pseudoniem van Elena Kagan). Hoezeer de Russische intocht in Berlijn gepaard ging met talloze verkrachtingen, die telkens weer de fysieke onderwerping van Duitsland aan de overwinnende Sovjetunie symboliseerden, blijkt onmiskenbaar uit het trieste lot van Ingrid Schneider (het op Hillers geïnspireerde personage, dat in deze transformatie van 34-jarige journaliste veranderde in 28-jarige Rode Kruis-medewerkster). De euforie van de mede door wraakzucht gedreven Sovjets komt daarnaast ook tot uiting in de Berlijnse ervaringen van Evgeniya Levinski (soms per abuis Lewinski genoemd). Dit als 19-jarige tolk en medewerkster van de NKVD (voorloper van de KGB) opgevoerde personage is afgeleid van Rzhevskaya (die in werkelijkheid een 24-jarige legertolk was). Beide vrouwen passen zich, ieder op eigen wijze, aan de nieuwe omstandigheden aan, waarbij het allesbehalve eenvoudig blijkt begrip voor elkaars positie en elkaars geschiedenis op te brengen. Hun ontnuchterende belevenissen worden ingetogen maar niet minder veelzeggend in beeld gebracht, ondersteund door wrange dagboekcitaten. Hoe onmogelijk het blijkt om te gaan met de bittere ervaringen komt krachtig tot uiting in het totale onbegrip van Ingrids terugkerende man. Het laat de lezer met enkele pregnante vragen achter.