Hoe kruipt een oorlog van driekwart eeuw geleden onder de huid? De lezer die het einde van Drieman bereikt, treft daar getekende portretten aan van drie generaties Vercnocke: dichter en advocaat Ferdinand Vercnocke, zijn zoon Rombout en diens zoon Wide, de auteur van dit autobiografische werk dat op poëtische, deels magisch-realistisch aandoende wijze verslag doet van uitwisselingen tussen vader en zoon, op zoek naar antwoorden rond het oorlogsverleden van grootvader Ferdinand. Wide Vercnocke (1985), in 2016 reeds bekroond met een talentenprijs, bouwde de afgelopen jaren een fraai oeuvre op bij de Vlaamse stripuitgeverij Bries. In Drieman heeft hij zich op zijn familiegeschiedenis geworpen die overschaduwd wordt door het feit dat Ferdinand zijn literaire kwaliteiten in dienst had gesteld van de Duitse bezetter. De propagandistische waarde van zijn gedichten maakten hem tijdens de oorlog tot een prominente culturele collaborateur, een status die hij na de bevrijding moest bekopen met enkele jaren gevangenisstraf en de twintig jaar durende intrekking van zijn burgerrechten. Dit foute verleden werd in familiekring merendeels verzwegen. En daarmee, zo wordt gesuggereerd, in belangrijke mate geïncorporeerd. De jongste Vercnocke stelt zichzelf de vraag of je kunt ontsnappen aan iets erfelijks dat mogelijk wordt doorgegeven van generatie op generatie. En hij schuwt daarbij geenszins de confrontatie, zoals blijkt wanneer hij zich het kapsel van zijn grootvader laat aanmeten. In beeldende scènes groeien vader en grootvader letterlijk uit het lichaam van de kleinzoon die daarmee de nabijheid van het verleden niet kan loochenen - als hij dat al zou willen. Maar toch constateert hij, aanhakend bij een relativerende opmerking van zijn grootmoeder, dat hij het 'later' wel zou begrijpen, dat hij ook zijn verdere leven steeds 'te jong [zal] zijn om het te begrijpen'. Juist daarom probeert hij echter een dialoog aan te gaan met zijn grootvader, wiens verweer uit weinig meer lijkt te bestaan dan diens streven om het Vlaamse volk puur te houden als onderdeel van de Germaanse stam. De treinreizen waarin de drie generaties de oorlogsjaren bespreken, zijn met een beperkt kleurenpalet vol blauw en grijs aansprekend in beeld gebracht. Ze voeren de lezer niet alleen binnen in het grensgebied tussen waarneming en inbeelding, maar evenzeer in het wederzijdse onbegrip en het onvermogen achteraf een geloofwaardige verklaring te kunnen - of willen - geven voor de toenmalige idealen en voor de bereidheid weg te kijken bij wat meer dan onwelgevallig zou blijken. Of het mogelijk is om te ontsnappen aan het (familie)verleden blijft de vraag - de slotscène waarbij de auteur voor de spiegel staat is voor meerderlei uitleg vatbaar. Maar dat draagt er ontegenzeggelijk toe bij dat dit verhaal blijft intrigeren en uitnodigt tot herhaalde raadpleging. In een verhaal met grote zeggingskracht toont Wide Vercnocke op overtuigende wijze dat pogingen tot inleving niet steeds leiden tot heldere en bevredigende antwoorden maar dat de inspanning daartoe meer dan de moeite waard is.