Hm, tja. Het zevenentwintigste album van de hand van tekenaar-scenarist Marc van der Holst (welgeteld het elfde Spekkie Big-getitelde album). Spekkie Big geniet - samen met albumgenoot Deef - een aardige populariteit in ons kikkerlandje. Waar dit door komt? Nou, door de korte grappen, de eenvoudige tekeningen, de absurditeit van de figuren én de verhalen, en de woordgrappen. Anders gezegd: door het gemis aan lengte, de slordige middelbare-schoolkrabbels (in de kantlijnen van je schrift), de opperste meligheid, en het uiterst flauwe gebruik van de Nederlandse taal. Hebben we het dan nu over geniaal of juist slap werk? Moeilijk. Stripfiguur Deef wekt associaties met het schilderwerk van Picasso op. Een kunstenaar die (ook?) niet helemaal werd begrepen en gewaardeerd in zijn tijd. (Bekijk Deefs hoofd maar eens ondersteboven.) De woordgrappen zijn pis- en pismelig, wat net dood kan slaan (zoals met slecht getapt bier) of juist tot giechelbuien kan leiden. Dit is voornamelijk ervan afhankelijk of de lezer in de juiste (melige) stemming verkeert. En dat terwijl de meeste strips juist een stemming teweeg- of overbrengen. En dan het tekenwerk. Een stoutmoedige verdere verkenning van het absurdisme en de door Hein de Kort bekendgemaakte rommelige tekenstijl? Of een afraffeling van het tekenwerk en een aanfluiting van de hele stripwereld? Tja, het is wel een hele onrustige, drukke strip. Niet dat elke strip pagina na pagina netjes in het keurslijf van gelijkvormige rechthoeken gedwongen dient te worden, zeker niet. Kortom, de meningen over Spekkie Big zijn - en blijven! - verdeeld. Voor meligheid ten top is dit album een geheide aanrader, voor verhaal en inhoud een absolute afrader.