Eerste deel van een drieluik waarin scenarist Jean van Hamme het verhaal van de voorouders van (strip)ondernemer Largo Winch uit de doeken doet. De inmiddels 82-jarige Van Hamme heeft al eens in een roman uit 1977, Groupe W, de familiegeschiedenis van Largo Winch, een wees van Joegoslavische komaf, oppervlakkig beschreven. Hij ziet nu, op z'n ouwe dag, de tijd en gelegenheid om die voorgeschiedenis in stripvorm uitgebreider uit te werken.
Voor het tekenwerk is hij in zee gegaan met Philippe Berthet die daarbij wordt geassisteerd door zijn vrouw Dominique David. Philippe Franq zou het te druk hebben met de reguliere Largo Winch, maar mogelijk speelt de verbroken samenwerking na deel twintig in 2015 ook nog een rol. De strakke klarelijnstijl van Berthet betekent in ieder geval een stijlbreuk met het realistisch-gedetailleerde werk van Franq maar pakt ook goed uit voor zo'n op zichzelf staande trilogie.
Van Hamme is een ervaren rot als het gaat om het schetsen van conflictueuze familiegeschiedenissen (De meesters van de gerst) en Odysseus-achtige levensverhalen vol obstakels (XIII, Lady S., Rani). Dit eerste deel is daar ook weer een fijn staaltje van. Het verhaal begint in 1848, wanneer Vanko Winczlav, een jonge dokter én opstandelingenleider van de Montenegrijnen die tegen de Turkse bezetter strijden, naar Servië moet vluchten en uiteindelijk de grote oversteek naar de Verenigde Staten maakt. Daar lijkt het geluk hem uiteindelijk toe te lachen, totdat het noodlot weer toeslaat. Interessant is dat Van Hamme de dramatische ontwikkelingen in de strip verweeft met historische gebeurtenissen, zoals de Amerikaanse burgeroorlog, de oprukkende industrialisering en het vinden van olie in de VS.