2017: in het Parijse Centre Pompidou hangen foto’s van Walker Evans: sociale fotografie, de Great Depression zorgt op het Amerikaanse platteland voor armoe, ellende en roofbouw. Op de foto’s: paardenkarkassen, onder stof begraven landbouwwerktuigen, verlaten boerderijtjes en hongerige kindjes. Aimee de Jongh, dan internationaal doorgebroken met De terugkeer van de wespendief (2014) en Bloesems in de herfst (2018), heeft het onderwerp voor haar net in vier landen tegelijk verschenen Dagen van zand te pakken.
Hoofdpersoon is de piepjonge New Yorkse fotograaf John Clark. Hij is dolblij met een baantje bij het FSA, het bureau dat bewijsmateriaal moet verzamelen van de desastreuze toestand in de ‘Dust Bowl’. Alle acht hoofdstukken beginnen met een van die foto’s (opvallend genoeg nooit van Evans zelf!), waarna De Jongh al tekenend het verhaal van de foto verder vertelt.
De Jong raakt grote thema’s aan: rassensegregatie (al op een van de eerste tekeningen zien we op het kantoor van de FSA op de achtergrond een zwarte vrouw met een bezem en een hoopje... stof, en verderop een Mausiaanse tekening die ‘Southern trees bear strange fruit’ illustreert); fake news en ook klimaatverandering (de serie paginavullende tekeningen van stofstormen behoren tot de mooiste).
Maar dat zijn bijzaken, Aimee de Jongh concentreert zich op de emoties van de jonge fotograaf, die in de hogedrukpan vooral met zichzelf geconfronteerd wordt. De Jongh tekent via de cameralens Clark in bad, begraven in stof maar vooral bevangen door een vadertrauma. Voor wie werd hij eigenlijk fotograaf? De kloeke striproman (290 pagina’s) mist misschien de subtiele montage van Taxi (2019) en de grote thema’s worden alleen aangestipt maar de vaart zit er goed in en De Jongh blijft dicht bij Clark. Toegankelijk dus voor elke stripliefhebber, zeker niet alleen de ‘intellectuele graphic novel-lezers’ (en het boek ruikt ook nog heerlijk!).