De Canadees Guy Delisle is één van de meest authentieke en oorspronkelijkste stripmakers van de laatste jaren. Door middel van een open en in het oog ‘simpele’ tekenstijl weet hij precies tot de kern te komen als het om vertellen gaat. Mede door zijn werkervaringen in landen als Vietnam, Noord-Korea, China en Jeruzalem had hij genoeg stof voor juweeltjes van stripromans. Vaak ging dit gepaard met de missie van zijn vrouw die voor Artsen zonder Grenzen werkt. Dit keer graaft Delisle in zijn eigen verleden, en wel ten tijde van zijn pubertijd. Hij had toen een aantal jaar een vakantiebaantje bij de papierfabriek in zijn woonplaats Quebec. Het bedrijf waar zijn vader werkt als ingenieur. Een sociaal incompetente man met autistische trekjes. Hierdoor heeft hij nauwelijks een binding met zijn oude heer, zeker ook omdat hij bij zijn gescheiden moeder woont. Tijdens de lange werkdagen maakt hij als jongeling kennis met oudere werknemers en andere vakantiekrachten. Waarbij snel duidelijk wordt hoe de hazen lopen en hoe de hiërarchie in elkaar steekt. De jonge Guy stuit dan ook op veel onbegrip als hij de werknemers van de papierfabriek laat weten dat hij een opleiding volgt aan de tekenfilmacademie. Tenslotte is tekenen of kunst geen beroep.
Ondanks het ietwat geestdodend werk weet hij dit toch met enige vorm van genegenheid te doen. De Papierfabriek is een amusant en charmant boek. Het mag het dan niet halen bij zijn reisverslagen of bij de fraaie pil Gegijzeld uit 2017. Toch maakte mijn hart een sprongetje bij het lezen van deze jeugdvertelling. De kracht van Delisle is dat hij een persoonlijk verhaal weet om te vormen tot een universeel en herkenbaar relaas. Alleen daarom mag Delisle gerekend worden tot één van de beste stripvertellers van de laatste jaren.