Na ongeveer dertig pagina’s stuit de lezer van Ik kom van ver maar blijf niet lang op een muffe schuur waarin een jonge band aan het oefenen is. In een monochrome stijl waarin naturalisme en omissie worden afgewisseld brengen (de vorig jaar overleden) Ward Zwart en Enzo Smits de skaterock-cultuur van België uit het einde van de jaren negentig in beeld. Dat dit alles accuraat gebeurt, is af te lezen aan de manier waarop de effectpedalen van de gitaar in beeld zijn gebracht. Enkel mensen die gitaar spelen weten hoe die pedalen er na intensief gebruik uitzien. Wat volgt zijn twee verhalen die zich eerst naast elkaar afspelen en later steeds verder samensmelten. Aan de ene kant volgen we Gus, een reeds bekende muzikant in de grote stad die is teruggereisd en bij zijn broer op de bank slaapt, en aan de andere kant een groep jonge muzikanten die dromen van de faam die Gus al bereikt heeft. Door de schetsmatige tekenstijl en de referenties naar bands, boeken en televisiecultuur komen de late jaren negentig in dit boek overtuigend tot leven. Met een nostalgische bijsmaak, omdat de lezer langs Gus ook zijn eigen verleden inkijkt. Uiteindelijk komt het soms magisch realistische verhaal niet tot een apotheose, maar is gekozen om meer een uitsnede uit de levens van deze mensen te presenteren dan een sluitend verhaal. Dit alles sterkt het naturalisme van deze strip en maakt van Ik kom van ver maar blijf niet lang een verhaal waar je, als je zelf bereid bent er het een en ander bij te stoppen, keer op keer in kan verdwalen.