De concurrentie is moordend. En ook huurmoordenaars moeten op de kleintjes letten en kunnen geen kogels verspillen. Hanco Kolk tekent in dit vijfde deel van Meccano een dystopie over het leven in een narcostaat. De grote bazen lopen, beschermd door een cordon van lijfwachten, over straten waar winkels adverteren voor wapens en drugs. Voor Abdul Acné heeft Kolk zich laten inspireren door Ridouan T. M’neer Acné, fleemt het gewone volk van knechtjes en hoertjes. Maar voor de echt grote bazen is Acné ‘een amusant klein opneukertje, een omhooggevallen Mocrootje dat wat met coke doet’. Zelf ziet hij dat natuurlijk anders. Want dagelijks klinkt het pop-pop-pop als huurmoordenaars namens hem concurrenten laten slapen. Gangsterjargon voor afslachten. Poppy, een prachtige naam voor een huurmoordenaar, en zijn collega Raoul ruimen na een klus de rommel netjes op. SSST, Schoon Schappelijk en Stil, is hun motto. Helaas is er een nieuwe mode: hoe bloediger hoe beter. Met varkensbloed reconstrueren ze de crime scene. Raffaele Imperatore, de echte grote baas, ontvangt Acné aan de rand van zijn zwembad, dat hij dagelijks met vers bloed vult. Andere gangsters pochen dat ze bloed, waarmee ze proosten, aan geur en herkomst herkennen. Dat blijkt geen grootspraak en leidt tot problemen voor Acné, Poppy en Raoul. Kolk schetste in De Ruwe Gids, de vorige Meccano, een hedonistische wereld waar geld en slechte smaak heersten. In Poppy laat hij zien hoe de onderwereld de bovenwereld kan overnemen. Een mooie vondst is dat Acné en de andere kleine gangsters een balkje voor hun ogen krijgen. De breedgeschouderde lijfwachten dragen maatpakken, maar als het er echt op aankomt en ze naar de ‘Big League’ gaan, krijgen ze een camouflagebroek en een grote schakelketting. Want ze moeten niet denken dat ze een patatje gaan halen, brult Acné.