Op straat lopen alleen wat honden tussen de rotzooi. In de verlaten huizen is het smerig. Het is oorlog, of die is net voorbij. Petar moest zijn studie onderbreken om zijn dienstplicht te vervullen. Terwijl anderen marcheren schrijft hij liefdesbrieven voor zijn kameraden. Schrijven is zijn lust en zijn leven. Hij doet het overal en altijd. Na zijn diensttijd blijft hij schrijven naast zijn baantjes als hulpkok, verhuizer of tuinier. Zijn grote roman komt nooit af. Aan bezit hecht hij niet. Vrienden, kennissen en vage bekenden profiteren van zijn vrijgevigheid. Zijn deur staat altijd voor iedereen open, hoelang ze ook willen blijven. Petar komt graag in kroegen waar hij mensen aan de rand van het bestaan treft.
Miroslav Sekulic-Struja (Rijeka, 1976) toont met prachtige sfeerrijke tekeningen en mooi proza het leven in het voormalig Joegoslavië op de rand van oorlog en globalisering. Het is een tijd van verwarring en onzekerheid. De ene dag is er werk, de volgende is het bedrijf failliet en sta je op straat. Petar laat het over zich heen komen, zolang hij maar kan roken en schrijven. Op een dag loopt hij letterlijk tegen een vrouw aan. Danseres Liza komt gehaast een dansstudio uit stormen en loopt hem omver. Ze ontmoeten elkaar maanden later opnieuw, in een videotheek waar zij werkt. Ze zien iets in elkaar. Op de tekeningen maken de sombere en donkere kleuren plaats voor frisse, heldere tinten. Omdat ze soms wel, maar meestal geen werk hebben, verhuizen ze voortdurend, steeds naar een kleiner huurhuis. Maar Petars demonen over de oorlog komen terug. Hij wil er over schrijven, maar vindt de woorden niet bij de beelden die hem kwellen. Liza verlaat hem, al verliest ze hem nooit uit het oog. Jaren later ontmoeten ze elkaar weer. Liza vertelt dat ze al zijn gedichten en zijn onvoltooide roman ‘Portretten in de zon’ uit de vuilnisbak heeft gered.