De verovering van het Wilde Westen is zo mogelijk een van de meest tot de verbeelding sprekende episodes in de geschiedenis. Tegelijk is het een ongemakkelijke vertelling, want ‘de superieure Europeaan die de beschaving komt brengen bij de halve wilde’. Scenarist/tekenaar Patrick Prugne neemt de handschoen op én de lezer mee in een tweedelig verhaal (Frenchman en Pawnee) naar de oevers van de Mississippi. We spreken mei 1804. Even daarvoor heeft Napoleon Bonaparte de Franse kolonie Louisiana verkocht (‘The Louisiana Purchase’) aan de natie in bloei, die luistert naar de naam Verenigde Staten van Amerika. Detail: door de aankoop verdubbelde de jonge gemeenschap zo ongeveer haar grondgebied. En probleem: een groot deel van het aangewonnen terrein is het leefgebied van inheemse stammen (nooit ‘indianen’ zeggen).
In deze historische setting maken we kennis met drie Fransen: soldaat Albin Labiche (de Franse belangen moeten wel verdedigd worden), zijn zus Angèle en haar vriend Louis de Mauge, die achtereenvolgens de grote oversteek maken om elkaar te zoeken. Die exercitie wordt er niet gemakkelijker op als Albin het leven van een slaaf probeert te redden en vervolgens met een prijs op z’n hoofd op de vlucht moet slaan.
Prugne strooit met de twee albums een bijzonder licht over de Franse aanwezigheid in de Nieuwe Wereld - die daar ooit onwaarschijnlijk groot was - en schuwt daarmee een thema als onrechtvaardigheid niet. Want de Fransman (en beeldend kunstenaar!) vertelt niet alleen een spannend verhaal, hij informeert ook over de schrijnende geschiedenis. Dat laatste staat in schril contrast met de aquareltekeningen en het summiere gebruik van inktlijnen, waardoor het geheel een zachte, bijna surrealistische uitstraling krijgt. Maar misschien was het toen wel een surrealistische tijd, in de betekenis dat het monster in de mens soms je verstand te boven gaat.