Er was eens een meisje met de naam Gertrude. Op een magische dag vond zij haar weg naar een magische wereld, waar zij op queeste moest naar een magische sleutel. Met de sleutel kon zij naar haar minder magische huis terugkeren... Maar wat als zo’n meisje de sleutel nooit vindt en decennialang opgesloten zit in een kinderlichaam en een wereld met pratende sterren, paddenstoelen en bomen, chocoladerivieren en ijsjeseilanden? Met Ik haat sprookjesland probeert Skottie Young deze vragen te beantwoorden. Zijn antwoord neemt de vorm van een geweldsorgie in een kleurenpalet dat ik enkel als unicorn (eenhoorn = 'zeldzaamheid') kan omschrijven. Met haar hakbijl hakt Gertrude om zich heen in de hoop de sleutel alsnog te vinden. Ook de inwoners en koningin van het sprookjesland zijn haar zat en proberen inmiddels actief van Gertrude af te komen. De charme van deze strip zit in de kundig getekende taferelen. Door gore te combineren met unicorn bereikt Young in Ik haat sprookjesland een bijzondere stijl. De kundigheid waarmee de tekenaar alle schattige elementen in zijn verhaal toch van een visueel randje voorziet toont Young als een volwassen maker die zijn stijl aanpast aan zijn verhalen.
Tegelijkertijd voelt het voor een wat ervaren tekenaar een beetje als een herhaling van zetten. Hebben we dit soort ironische toepassingen van het sprookje niet sinds de jaren negentig bijna constant gezien? En zijn gewelddadige re-appropriaties van kinderverhalen niet doorsnee kost in strip sinds de underground comix uit de jaren 60? Dit alles maakt dat hoewel Ik haat sprookjesland er erg fris uitziet, het hier en daar toch wat muffig ruikt.