De Tweede Wereldoorlog blijft een onuitputtelijke bron voor onder meer stripmakers, zowel voor het maken van historische fictie als het in beeld brengen van ware gebeurtenissen. Daarbij is het wel belangrijk om accuraat om te gaan met de feiten en het bronmateriaal. Zowel bij De Haan 1933 als Vlucht uit het Jagershuis, hoe interessant het vertrekpunt, blijft een slordige nasmaak over.
De Haan 1933 is een productie van tekenaar Baudouin Deville (bekend van onder meer Brussel 43) en scenarist Rudi Miel. Het enkele maanden durende verblijf van Albert Einstein in de Vlaamse kustplaats De Haan in 1933 vormt een intrigerend uitgangspunt voor hun historisch stripverhaal. Dat Einstein, die het eerder dat jaar aan de macht gekomen Duitse Nazi-regime ontvluchtte, in België kortstondig in contact kwam met de expressionistische kunstschilder James Ensor is een fascinerend gegeven. Een beroemde wetenschapper met ook nog enige muzikale gaven en een niet minder eigenzinnige schilder, tegen de achtergrond van dreigende politieke ontwikkelingen die nog lang niet door iedereen werden doorzien.
Maar toch bood dit alles de twee Belgische stripmakers blijkbaar te weinig houvast voor een aansprekende vertelling. Het gepresenteerde smokkelverhaal rond formules voor atoomsplitsing is vaardig verbeeld maar reikt niet verder dan een doorsnee detectiveverhaal. In het colofon wordt de strip dan ook omschreven als 'pure fictie waarin verzonnen personages het lot kruisen van anderen die werkelijk bestonden in de geopolitieke context van die tijd'. Dat ook ‘anderen’ zoals Einstein en zijn assistent Szilard ietwat losstaand van de feiten worden weergegeven is voor de lezer onduidelijk en blijkt evenmin uit het didactisch bedoelde dossier. Storend is bovendien het slordige gebruik van beeldbronnen. Een Hitler-affiche uit 1934 wordt gebruikt in 1932, toen hij nog Führer moest worden; zoals ook de boycot van Joodse winkels met bijbehorende propaganda in het verkeerde tijdperk wordt geplaatst. Einsteins boek Mein Weltbild belandt zelfs al begin 1933 op de brandstapel – nog voordat het in 1934 was verschenen. Wie de suggestie wekt historische fictie te presenteren, zou zich de vraag mogen stellen of basale feiten toch niet meer aandacht verdienen.
Datzelfde euvel treeft op bij Vlucht uit het Jagershuis. Na zijn drieluik over de Slag om Arnhem richt Hennie Vaessen zich in dit album opnieuw op de Tweede Wereldoorlog. De strip zoomt in op de lotgevallen van de welgestelde ondernemer Theodoor Driessen en diens buitenverblijf in Doorwerth, het Jagershuis. Driessen, nakomeling van een Rotterdamse chocoladefabrikant, schafte het huis in 1921 of 1923 aan (de beide in de strip vermelde jaartallen geven geen uitsluitsel) en laat het vervolgens uitbreiden. Hij brengt er zijn kunstverzameling onder en nodigt geregeld de beau monde uit – Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir waren er naar verluidt ‘kind aan huis’. Geen garantie overigens voor progressieve opvattingen: de fabrikant was in de jaren 30 enthousiast over Hitler. Of en hoe zijn opvattingen zich later wijzigden, komt in de strip helaas niet duidelijk naar voren.
Het accent ligt op de gebeurtenissen in september 1944 te tijde van Market Garden. Als oprukkende geallieerden Arnhem en omgeving in handen proberen te krijgen komt het Jagershuis terecht in de vuurlinie. De familie Driessen weet zich in penibele omstandigheden elders in veiligheid te brengen en overleeft, maar het Jagershuis brandt tot de grond toe af, vermoedelijk als gevolg van Britse beschietingen. Na die brand bezat Driessen ‘helemaal niets meer’ aldus Vaessen. Maar waarvan financiert hij dan bij voorbeeld zijn latere verblijf in Zwitserland? Zo zijn er meer ongerijmdheden. De vrouw van Driessen wordt Lesturget genoemd maar heette Lesturgeon. Beweerd wordt ook dat de chocoladefabriek in Rotterdam verloren ging bij het bombardement van de havenstad terwijl die fabriek de oorlog in werkelijkheid heeft overleefd. In een nawoord stelt de stripmaker dat zijn werk geen ‘slaafse navolging’ is van historische bronnen. Maar het eindresultaat wekt eerder de suggestie van slordigheid op detailniveau dan van ‘een artistieke interpretatie’.