Boeken over Nederlandse stripmakers zijn dun gezaaid. Marten Toonder is een uitzondering, hij krijgt overvloedig aandacht. Maar sinds kort is ook het leven van Toon van Driel, de maker van onder andere F.C. Knudde en De stamgasten, geboekstaafd in de biografie Knudde.
Om meteen met de deur in huis te vallen, het boek is géén biografie. Die maak je zonder inbreng van de hoofdpersoon. Niet de makers van Knudde, De Speld-schrijvers Alexander Brandenburg en Jaap van de Venis. Zij hebben Van Driel de afgelopen jaren (!) regelmatig geïnterviewd. Vandaar dat het drukwerkje eerder het predicaat autobiografie verdient.
De eerste honderd bladzijdes gaan over Toons jeugd: de slechte relatie met zijn ouders en de vele baantjes, waaronder die van gemeentearchivaris en steward bij de KLM. Om in de Verenigde Staten onderdak te vinden, sluit hij zich aan bij de mormonen. Alles wordt uit en te na beschreven. Interessant is het niet én wordt het niet. Het lukt de 'biografen' bovendien niet de spanningsboog vast te houden. De eerste interviews vinden plaats in het Van der Valk-hotel in Breukelen (het vroegere Oriental Palace). Het verhaal wordt abrupt onderbroken om maar liefst twee pagina's uit te wijden over het Van der Valk-concern. Hetzelfde geldt voor vijf personen uit Toons jeugd. Maar liefst vier pagina's met oninteressante biografische gegevens worden gevuld, met op het eind van iedere beschrijving de mededeling dat in 2024 de ongeautoriseerde biografie van deze persoon bij Ambo/Anthos verschijnt. Humor? Je reinste flauwekul. Ook al omdat deze personen in Toons verdere leven geen rol spelen. En dit soort niet ter zake doende informatie, bladvulling, onderbreekt om de haverklap het toch al rommelige interview met Van Driel. Een vakkundige eindredacteur had de eerste honderd pagina's sowieso teruggebracht tot hooguit tien pagina's.
Vanaf bladzijde honderd gaat het soms over Van Driel als striptekenaar. Doorvragen is er bij de ad hoc journalisten niet bij, integendeel. 'Jan van Haasteren', zegt Toon, 'is eigenlijk mislukt als striptekenaar.' Hebben de interviewers nooit van Baron van Tast gehoord? En van zijn bijdrage aan de Kappie- en Panda-strips van Toonder? Ronduit belachelijk is Toons opmerking: 'Toonder was niet vernieuwend, hij had goed naar Disney gekeken.' Hoezo was Toonder niet vernieuwend en waar blijkt uit dat hij naar Disney had gekeken? Jan, Jans en de kinderen van Jan Kruis zou Van Driel niet gemaakt willen hebben. Waarom niet?, is een voor de hand liggende vraag. Gesteld wordt hij niet.
Uitgever Rob Harren en Van Driel liggen elkaar niet, is ook zo'n losse opmerking. Toon is volgens de auteurs niet scheutig met details, maar laten hem [Harren] wel een rat noemen. Als de stripmaker zijn rechten van F.C. Knudde aan Jacques de Leeuw van uitgeefhuis Audax verkoopt voor een hypotheek op zijn huis plus een jaarsalaris van anderhalve ton en een Porsche en hij vervolgens zijn verplichtingen niet nakomt, wordt er beslag op het voertuig gelegd. Degene die dat beslist 'zou best Rob Harren eens geweest kunnen zijn' luidt de quote. Gecontroleerd en bewezen wordt er helemaal niks; aannames. Journalistieke bagger ten koste van de overleden Harren.
Toon raakt sowieso laaiend als hij van zijn tweede vrouw, Jolanda, begrijpt dat De Leeuw aan zijn F.C. Knudde verdient. Hij voelt zich genaaid. Dat De Leeuw er een winstmodel in ziet, moge toch duidelijk zijn. De auteurs vragen niet waarom Van Driel niet begrijpt, of niet wil begrijpen, dat De Leeuw er geld inziet. Anders had hij de rechten toch niet gekocht. Dat begrijpt een kind. Na twintig jaar krijgt Toon de rechten van F.C. Knudde weer in handen. De vraag waarom wordt niet duidelijk beantwoord. Ook 'de interesse voor strips bleef teruglopen' blijft de zoveelste in de lucht hangende kreet.
De vraag of de auteurs weten waarover ze het hebben, rijst om de paar pagina's. Ze hebben het over de laven. Ze bedoelen De Laven (met hoofdletters). Het duurt twee bladzijdes voor de naam van De Efteling valt. Onterecht noemen ze dit park een pretpark. Net als de parken van Disney. Het zijn themaparken. Een pretpark is een veredelde speeltuin. Ook Toons geplande F.C. Knuddeland wordt een pretpark genoemd. Hij denkt dat het met tien miljoen euro te realiseren valt. Ter vergelijking: toen Disneyland Paris in april '92 openging, was er meer dan vier miljard euro ingestoken.
Zijn tweede vrouw Jolanda wil graag kinderen. De opmerking 'de eierstokken rammelen' is respectloos. Toon citeert haar (?): 'Fok er bij mij ook maar drie.' Wie hem niet kent, krijgt door deze zogenaamde biografie het beeld van een vervelend mannetje met opmerkingen als 'Ik heb nergens spijt van', 'Dankzij mij dat we dit allemaal hebben' en 'We werden rijker en rijker'. De snoeverige Mr. Toad uit Wind in the Willows is er niks bij. Met dat verschil dat Van Driel moeiteloos laat optekenen vroeger bij de Bijenkorf en Vroom & Dreesmann te hebben gejat. Ook is de stripmaker om de haverklap lam, oftewel compleet lazarus.
Conclusie: de schrijvers slagen er geen moment in de lezer te boeien. Het boek in één adem uitlezen lukt niet. Daarvoor is het te onsamenhangend, te rommelig en mist het iedere context; van de makers krijg je niet de indruk dat ze bekend zijn met de stripwereld. Bovendien voeren de schrijvers zichzelf om de haverklap op, tot en met een uitleg over hun te tekenen contract met de uitgever. Het is mij een raadsel dat een gerenommeerde uitgever als Ambo/Anthos een dergelijk boek in zijn fonds heeft. Waarschijnlijk met de gedachte dat de naam Toon van Driel de kassa doet rinkelen. Hopelijk houden de schrijvers het na dit boek voor gezien. Schrijven is een vak, net als interviewen; Brandenburg en Van de Venis verstaan beide vakken niet. De titel van het boek verdient wel alle lof: KNUDDE!