'Simplicissimus ontmoet Winsor McCay', was mijn eerste gedachte toen ik het stripalbum My boy van de Brugse tekenaar Olivier Schrauwen doorbladerde. De tekenaar, die eerder opviel door het vervreemdende verhaal De Mongoliden in het stripmagazine Parcifal, heeft binnen korte tijd een indrukwekkende ontwikkeling doorgemaakt. Hij lijkt met zijn nieuwe, eerste album, een 'ouderwetse' en duidelijke stijl te hebben gevonden die hem wonderwel past, en die de lezer tegelijkertijd op het verkeerde been zet: het is nauwelijks te geloven dat het om heel recent werk gaat.
My boy is een ogenschijnlijk eenvoudig, maar verre van simpel verhaal over de verhouding tussen een vader en zijn zoon. Het begint met een inleidend, dramatisch maar ook hilarisch verhaal over de geboorte van de onaanzienlijke zoon, waarbij de moeder overlijdt. Wil de jongen de moederschoot niet verlaten, is de verloskundige nou zo onhandig of spelen er andere omstandigheden mee?
Daarna volgen vier surrealistische geschiedenissen die niet alleen tegelijkertijd zeer komisch en dwaas onderhoudend zijn, maar die ook te lijken zijn gebouwd op stripfundamenten die zijn gelegd door grote tekenaars uit het verleden. Tegelijkertijd wekt Schrauwen ontroering door zijn weergave van de trots/schaamte-relatie tussen de macho vader, die zo lijkt weggelopen uit de roman In alles een man van de Amerikaanse schrijver Tom Wolfe, en het foeilelijke passieve zoontje.
Olivier Schrauwen (1977) volgde de studie animatie bij de kunstacademie in Gent en grafisch ontwerp, richting beeldverhaal aan de Hogeschool Sint-Lukas Brussel. Hij heeft met My boy een bloedmooi album afgeleverd, waarmee hij zich een stevige reputatie zal verwerven bij veel liefhebbers van het 'literaire' stripverhaal