Eind 2006 verscheen bij de uitgever van Stripschrift het boek Getekende tijd, een coproductie met de ideële historische uitgeverij Matrijs. Het thema van het boek is dan ook de ‘wisselwerking tussen geschiedenis en strips’ (tevens de ondertitel van het boek). De twee aan Stripschrift verbonden historici Kees Ribbens en Rik Sanders (respectievelijk medewerker en redacteur) laten hun licht schijnen over verschillende historische aspecten van de strip. Net als bij het in 2005 verschenen De wereld van de Nederlandse strip van Kees Kousemaker en Margreet de Heer, vormen de fraaie kleurenillustraties een belangrijke attractie van het boek. Maar waar het boek van Kousemaker en De Heer een prachtig knipselboek is, met de nadruk op de reproducties uit albums, kranten en tijdschriften, daar is Getekende tijd meer een informatief boek.
Het boek is in vier hoofdstukken onderverdeeld, voorafgegaan door een 'Ten geleide' over het definiëren van strips. Het eerste hoofdstuk is - in vogelvlucht - gewijd aan de geschiedenis van de strip zelf. Het tweede hoofdstuk gaat aan de hand van veel voorbeelden in op de uiteenlopende manieren waarop tekenaars de geschiedenis in stripvorm hebben weergegeven (van prehistorie tot aan de twintigste eeuw). Het derde hoofdstuk is moeilijker in het geheel te plaatsen, omdat er meerdere thema's tegelijk in worden besproken. Deels gaat het over de ontvangst van strips door de samenleving waarin de beeldverhalen zijn ontstaan, maar deels gaat het ook over de weergave van de eigen tijd door stripmakers, en ook nog eens kort over merchandising. Hoewel er vermeldenswaardige zaken in dit hoofdstuk staan, vind ik het te wijdlopig. Het vierde hoofdstuk daarentegen is weer duidelijk afgebakend: het gaat over tijdmachines, als instrument in handen van de tekenaar om stripfiguren tussen verleden, heden en toekomst te laten reizen. Voornaamste conclusies na het lezen van het boek zijn dat strips zelf een rijke geschiedenis hebben, stripmakers op tal van manieren met geschiedenis om gaan, variërend van oppervlakkig tot goed gedocumenteerd, en strips een relevante bron kunnen zijn voor historisch onderzoek. Het boek is voor een breed publiek bedoeld, niet zozeer voor stripfanaten of historici. Dat heeft als voordeel dat het prettig leesbaar is, en als nadeel dat het geen diepgaande striphistorische studie is. Vervolgstudies, waarin wel gedetailleerd op een historisch aspect wordt ingegaan, blijven daarom nog steeds welkom.
De coproductie tussen Matrijs en Stripstift heeft geleid tot twee edities: hetzelfde boek met twee verschillende omslagen. Ik raad iedereen aan de Stripstift-editie te kopen: de naar Suske en Wiske verwijzende lay-out met een tekening van Pieter Geenen is veel mooier.