Autobiografische stripjes zijn in. De vraag is of dat zijn oorzaak vindt in een groeiende lezersbehoefte of in een gebrek aan thematische vernieuwingsdrang bij de stripmakers. Persoonlijk denk ik het laatste, gezien het gebrek aan interessante vertellingen binnen dit genre. Het interesseert mij namelijk geen biet wie met wie naar bed gaat, wat de onhebbelijkheden zijn van de ouders van verschillende stripauteurs of hoe geestig of hoe lastig de huisdieren van de dames en heren stripmakers zijn. Eén ding hebben bijna alle autobiografische strips gemeen; gebrek aan diepgang. Meestal blijven de verhaaltjes hangen in nietszeggende aaneenschakelingen van doodgewone gebeurtenissen. De charme schuilt enkel in de ongegeneerde lichtvoetigheid en de humoristische en relativerende benadering van de moeilijkheden van het leven van alledag. Het is net of de auteur tegen de lezer zegt: 'Kijk eens hoe klunzig ik me gedragen heb toen ik verliefd was.' Of: 'Grappig hè, zoals we allemaal een keer fan van een popmuzikant zijn geweest?' Of: 'Ik heb een hekel aan mijn werk. Stom dat ik het blijf doen.' Het album Kataplexie is geen uitzondering. De verteller is onder de indruk van een schuine songtekst, komt in nostalgische sferen als hij weer in zijn kinderkamer komt en heeft moeilijkheden met een in huis gehaalde asielkat. Dit alles wordt neergezet in naïef ogende tekeningetjes die met lieve pasteltintjes zijn ingekleurd om nog maar eens het onschuldige karakter van alle verhaaltjes te onderstrepen. Erg charmant, maar niet verrassend. Of de lezer wordt toegelaten in het leven van Dumez of van Colonel Moutarde valt overigens nergens uit het album af te leiden. Wie de tekenaar is en wie de scenarist ook niet. Dit maakt dat de verhalen minder intiem zijn dan die uit bij voorbeeld Gleevers dagboek of Maaike's dagboekje. Anonieme onthullingen zijn immers minder interessant dan die waar een naam aan kleeft.