Hauteville House, een villa gelegen op het Kanaaleiland Guernsey, was in de jaren 1856-1870 het toevluchtoord van de grote Franse dichter, schrijver en politicus Victor Hugo (1802-1885). Als politiek tegenstander van keizer Napoleon III (1808-1873) behoorde hij tot het legioen van bannelingen dat na de staatsgreep van 1851 Frankrijk ontvluchtte. Scenarist Fred Duval situeert in Hauteville House het high-tech hoofdkwartier van de tegenstanders van de keizer. Kapitein Gavroche is in 1864 één van de geheim-agenten van de republikeinen die de missies van Napoleon wereldwijd moeten frustreren. Gavroches werkterrein is Mexico. Hier zoeken archeologen van de keizer koortsachtig naar een machtig wapen dat de Azteekse koning Moctezuma in 1519 aan de Spaanse conquistador Hernan Cortes kado gegeven zou hebben. Het bewijs hiervoor is een bewaard fragment uit de kronieken van de kroniekschrijver Bernal Diaz del Castillo. Het geheime wapen zou de invloed van Napoleon in Amerika aanzienlijk doen toenemen en de keizerlijke macht militair versterken.
Duval neemt in het eerste deel van de reeks – Zelda – de tijd om de verhaallijnen te ontrollen en de hoofdpersonages van de spionagepraktijken te introduceren. Naast Gavroche is dat Zelda, geheim agente in dienst van de Noordelijken, verwikkeld in een bittere Burgeroorlog met de Zuidelijken. Soms lopen de belangen van de spionnen parallel maar vaak bepaald niet. De jonge weduwe Eglatine tenslotte moet de keizerlijke betrekkingen met de Zuiderlingen bespioneren. Zij is in stilte de grote liefde van Gavroche. Duval werkt de intriges van de voor- en tegenstanders van de keizer op knappe wijze verder uit in Bestemming Tulum door de complotten en verhaallijnen kundig met elkaar te vermengen. Op de een of andere manier behoudt het verhaal genoeg vaart, voorzien van de nodige humor en voorzichtige romantiek. Het aangenaamste van Hauteville House is echter het veelvuldige gebruik van ingenieuze sciencefiction-instrumenten zoals complete gevechtzeppelins, door stoom aangedreven terreinwagens, onderzeeboten en menselijke vliegschermen. Het gebruik van die machines is zo vanzelfsprekend als bij de verhalen van tijdgenoot Jules Verne. Het tekenwerk van Thierry Gioux past wonderwel in dit wonderlijke scenario. Anatomisch is hij beslist een minder onderlegd tekenaar waardoor zijn helden nogal eens dreigen om te vallen op hun benen als luciferstokjes en de hoofden zijn topzwaar te noemen maar er is meer dan genoeg compensatie. Het perspectief en technische uitwerking van de vele gebouwen, voertuigen en installaties is zeer geslaagd te noemen. De platen worden nog sterker door het krachtige inkleurwerk van Carole Beau die de zwakheden van Gioux waar nodig weet te compenseren. Helaas verlegt Duval in De spooksteamer de aandacht van deze goed getimede sciencefiction meer naar het terrein van de fantasy. Het doet het verhaal bepaald geen goed. Er verschijnen spookachtige monsters die de Aztekenschat bewaken die worden gevangen worden met een ectoplasmator. De schat zelf blijkt een nog levend monster die beschermd wordt door een bloeddorstige avatar. Naast deze paranormale fenomenen duikt op volle zee nog een vleesetende Plesiosaurus uit het Mesozoïcum op van 65 miljoen jaar geleden. Eerlijk gezegd was het optreden van de witte dinosaurus in Bob Marone (Yann en Conrad) geloofwaardiger. De verhaallijn zelf wordt grotendeels overeind gehouden door de intriges van Eglatine die steeds dieper in het spionagenetwerk terecht komt. Het is te hopen dat in het afsluitende deel van dit najaar de draad van de eerste delen weer wordt opgepakt en de reeks waardig wordt afgesloten.