Over de Nederlandse gelukszoekers die in de 17e eeuw naar Amerika trokken, weten we in Nederland eigenlijk bar weinig. Terwijl zij toch met hun Nieuw Amsterdam aan de wieg van New York hebben gestaan. Ook voor veel Amerikanen is het een vergeten episode uit hun geschiedenis. De Amerikaanse auteur T.C. Boyle heeft er nog een prachtige roman aan gewijd - World's end - maar een veelgekozen onderwerp in de literatuur is het niet bepaald. Des te verrassender is het dat bij First Second, een Amerikaanse uitgeverij van grafische romans, een uitgave is verschenen die zich in deze pionierstijd afspeelt. Het betreft een verstripping door George O'Connor van The Journal of Harmen Meyndertsz van den Bogaert uit 1634.
New Yorker O'Connor heeft in de Verenigde Staten succes geboekt met een aantal prentenboeken. Zijn Journey into Mohawk Country betekent zijn eerste strippublicatie. Eén van O'Connors passies is geschiedenis en die van de Noord-Amerikaanse Indianen in het bijzonder. Het idee om een historische strip te maken kwam bij hem op tijdens het lezen van Nieuw Amsterdam - eiland in het hart van de wereld van Russel Shorto dat de ontstaansgeschiedenis van New York in beeld brengt. Shorto maakt daarin melding van een dagboek van Harmen Meyndertsz van den Bogaert. Deze Nederlander woonde in Fort Oranje (in de nabijheid van de tegenwoordige stad Albany), een kleine militaire buitenpost die zo'n 100 mijl van New Amsterdam lag.
Een korte geschiedenisles: begin 17e eeuw start de West-Indische Compagnie (WIC) met de handelsprovincie Nieuw-Nederland, waarvan Nieuw Amsterdam de belangrijkste nederzetting is. Die is gesitueerd op de plek die de oorspronkelijke Algonquin-bewoners Manhatas - Manhattan-Island noemen. Fort Oranje is in 1624 in gebruik genomen en ligt aan de North River (de huidige Hudson) en van daaruit wordt er met de indianen gehandeld in beverpels. De Nederlanders onderhouden goed contact met de Mohawk, een indianenvolk dat deel uit maakt van de League of the Iroquois. Totdat de handel droogvalt: de indianen zakken niet meer de rivier af om bij het fort handel te drijven. Oorzaak: de Fransen hebben noordelijker van de rivier een aantal handelsposten opgezet die de toevoer van het bont naar het Nederlandse fort afsnijden.
De 23-jarige Van den Bogaert krijgt vervolgens samen met twee maten de opdracht op een handelsmissie te gaan en een nieuw verdrag te sluiten met de Iroquios. Hij houdt een dagboek bij, waarvan de wetenschappers Charles Gehring en William Starna een geannoteerde Engelstalige vertaling hebben gemaakt: A Journey into Mohawk and Oneida Country - 1634-1635: The Journal of Harmen Meyndertsz van den Bogaert.
O'Connor voert in zijn stripbewerking deze vertaalde tekst integraal op, net zoals Dick Matena heeft gedaan in zijn verstripping van De avonden. Je zou het een spiritual kunnen noemen: Van den Bogaert begint en eindigt zijn missie met een lofzang op God. Maar O'Connor permitteert zich in de verbeelding van het reisjournaal van Van den Bogaert de artistieke vrijheid die ervoor zorgt dat de strip niet doodslaat. De tekenaar is bij voorbeeld sterk in expressieve gezichtsuitdrukkingen, geeft de dromen van de jonge Harmen sterk weer en weet de lokale gebruiken van de Indiase stammen treffend in beeld te brengen. Zo oefenen de indianen veldslagen met elkaar, is het eten van bevervlees populair en blijkt het de gewoonte van een medicijnman om een ingenomen brouwsel over te geven op een ziek stamlid. Of de patiënt beter wordt, laten Van den Bogaert en O'Connor in het midden.
De tocht die het drietal jonge Nederlanders onderneemt begint in december 1634 en eindigt in januari 1635. Geen ideaal reisweer dus, want sneeuw en bittere kou, in de tekeningen fraai geaccentueerd door de krachtige inkleuring van Hilary Sycamore. Uiteindelijk kunnen ze zaken doen met Arenias, een belangrijk opperhoofd die O'Connor ook afbeeldt als een super-indiaan.
Journey into Mohawk Country is een puik Amerikaans debuut met een Nederlands tintje. Erg leuk is het glossarium achterin met door Van den Bogaert gehanteerde oud-Hollandse woorden als duffel (dikke wollen stof), el (lengtemaat), morgen (landmaat) en gulden. Jammer toch dat zo weinig Néderlandse stripmakers zich laten inspireren door de eigen geschiedenis.