Voor veel stripliefhebber geldt De dorpsgek van Schoonvergeten, de eerste grote striproman van Dieter Comès, als een van de beste strips aller tijden. Een terechte claim, want zelden werd een psychologisch drama in stripvorm op een dergelijke indringende, ja zelfs verstilde manier verteld. Comès toonde in dit boek zijn grote klasse als sfeerschepper, een reputatie die hij bevestigde met zijn tweede grote werk De wezel. Latere boeken van zijn hand schiepen andermaal eenzelfde dreigende sfeer, maar misten de dwingende importantie van de twee voorgangers. En zo begon de onaantastbare reputatie van Comès langzaamaan barsten te vertonen. Het voorlopige dieptepunt van zijn oeuvre is het nieuwste werk, De tranen van de tijger. Voor dit album zijn geen excuses te verzinnen. Comès duikt in de Indiaanse mythologie en laat een jonge sjamaan opdraven die is verstoten door zijn stam omdat zijn voorspellingen niet kloppen (een soort Maurice de Hond dus). Hij krijgt bezoek van het meisje Piesje-op-alle-plekken (niet lachen!), eveneens verstoten door haar stam, maar in haar geval omdat zij beroofd is van haar schaduw. Samen met de toevallig passerende krijger Niet-zo-groot (een dommige dwerg, ik verzin het niet!) trekken zij zo door een winterlandschap naar het verboden gebied van het tijgervolk, waar de oplossing wacht. Spannend wordt het nergens, met name doordat Comès de lezer voortdurend trakteert op te lange dialogen die hij optekent met louter pratende hoofden. Waar was die man met zijn hoofd? De halfslachtige pogingen tot humor maken de goede bedoelingen van dit album definitief met de grond gelijk. Daar helpt zelfs het uiterst verzorgde tekenwerk - vol grote zwarte schaduwpartijen - niet tegen. Het loont meer de moeite om 's mans oude werk te herlezen.