Frederik Peeters (1974) maakte in 1992 met een bijdrage aan het collectieve album Sauve qui peut op tamelijk onopvallende wijze zijn entree in de stripwereld. Het duurde dan ook vijf jaar totdat een uitgever het aandurfde om zijn debuutalbum Fromage confiture uit te geven, al snel gevolgd door Brendon Bellard. Geen onaardige albums, maar het bleef daarna weer een tijd stil rond de jonge Zwitser. Tot in 2001 Pilules bleues verscheen: plotseling waren de reacties buitengewoon positief en in zijn thuisland werd het album zelfs bekroond met de prestigieuze Rodolphe Töppfer-prijs. Toen ging alles ineens snel en met Lupus was twee jaar later zijn definitieve doorbraak een feit. Godzijdank durfde uitgeverij Bee Dee het aan om het eerste deel van deze vierdelige grafische roman in vertaling uit te brengen, want de ‘Essentiel’-prijs die het in 2007 op het stripfestival van Angoulême won is meer dan terecht.
Lupus is een roadtrip-achtig verhaal in een sciencefictionjasje, met als hoofdpersonen de ietwat introverte Lupus en zijn maatje Tony. De eerste paar pagina’s doen denken aan Hunter S. Thompson’s Fear and loathing in Las Vegas, waarin de twee hoofdpersonen ook constant bezig zijn met drugs scoren. Daar houdt de gelijkenis echter op, want waar het in dat boek vooral om de drugs draait slaat Lupus met de introductie van de bevallige Sanaa een hele andere richting in. Het verhaal concentreert zich dan voornamelijk op de moeizame driehoeksverhouding die hierdoor ontstaat.
In de uitwerking hiervan én de dramatische ontknoping toont Peeters zich een meester van de psychologische diepgang. De tekenstijl doet een beetje aan die van Craig Thompson denken, ware het niet dat de iets dikkere lijnvoering het net wat losser doet overkomen. Dit eerste deel doet uitkijken naar de resterende drie delen, maar leg die Stripschappenning 2008 voor het beste buitenlandse boek alvast opzij.