De Zeemeeuw speelt zich af in de tijd van de VOC. Met een list weten twee jonge meiden, weeskinderen, aan boord te komen van De Zeemeeuw, die voor twee jaar het ruime sop kiest voor een handelstrip naar Nederlands Oost-Indië. De reis is een aaneenschakeling van dolle avonturen, zoals het misleiden van piraten, sabotage uit jaloezie (want de meiden staan in de belangstelling van het scheepsvolk), wilde dieren aan vreemde kusten en op het einde de onvermijdelijke stranding van het schip.
Deze avonturen van Anne en Saskia zijn eerder gepubliceerd in het weekblad Tina. Het kan worden gezien als een ode aan De scheepsjongens van Bontekoe van Johan Fabricius in een stripbewerking van Piet Wijn uit de jaren 1950. Dezelfde thematiek wordt hier behandeld, maar dan bezien vanuit het perspectief van twee onafhankelijke brutale meiden. Fred de Heij, vanaf zijn studie aan de Amsterdamse Rietveldacademie onder meer bezig als illustrator en beeldend kunstenaar, toont zich hier een begenadigd tekenaar. Zijn realistische tekeningen zijn een lust voor het oog, Hij heeft zich terdege gedocumenteerd over het leven in de 17e eeuw. Zijn objecten getuigen daarvan: schepen, huizen, kleding, het klopt allemaal. De beide meiden, lastig en wispelturig, worden vol overtuiging neergezet.