Altijd al heeft de mens getracht zijn Prometheus te scheppen; zelf het leven te creëren. De talloze robots, maar ook het monster van Frankenstein en de golem waren wezens, ontsprongen aan de geest van de mens. Vaak waren de gevolgen echter desastreus. De golem verging het niet anders. Beschreven in de Kabbala, de joodse mystiek, werd hij gecreëerd uit een klomp aarde. Op het voorhoofd stond het Hebreeuwse woord 'EMETH', wat 'waarheid' betekent. Indien de eerste letter werd uitgewist ('METH' betekent: 'Hij is dood'), verviel het wezen tot stof.
Dergelijke wezens worden regelmatig in horrorverhalen beschreven als haast onoverwinnelijke en lugubere tegenstanders. Ook pulpschrijver Jean Ray beschreef in 'zijn' meesterdetective Carland Cross tussen de beide wereldoorlogen dit weerzinwekkend wezen. Vond Ray de inspiratie voor de golem in oude joodse mythen, voor zijn held hoefde hij niet ver in de tijd terug te gaan: slechts veertig jaar. Toen was een andere meesterdetective actief: Sherlock Holmes himself. Carland Cross is - evenals de figuur op wie hij is geïnspireerd - een beroemd detective op wie de politie een beroep doet als zij bij haar onderzoek niet meer verder geraakt, die de pijp en het vergrootglas hanteert en eveneens op Baker Street zijn woning heeft. Cross nam zelfs de eigenaardigheden in het woordgebruik over door elke uitleg vooraf te laten gaan door de standaardzin 'Well my boy'.
Hij is eigenlijk een parodie op zichzelf getuige de openhartige bekentenis van zijn protégé Andy White: 'De meester heeft meestal alles meteen door. Wij hebben nog bijna veertig bladzijden nodig.' Ook later legt White het één en ander uit over Cross' voornaamste tegenstander in een soort advertentie, waarin de andere werken van de detective aangeprezen worden. De geest van Jean Ray waart nog nadrukkelijk in de verhalen van Cross rond, getuige de verwijzingen naar diens andere creatie Harry Dickson op pagina twee.
Bijna zou nog vergeten worden, dat er een misdaadverhaal wordt verteld. Het verhaal is door een tweetal intriges tamelijk complex, zelfs (voor een moment) voor Carland Cross. Londen wordt geteisterd door een schrikwekkend monster, dat een spoor van doden achterlaat. Al snel ontdekt Cross, dat het de golem betreft, die op zoek is naar een zestiende eeuws manuscript, waarin zijn oorsprong, maar ook zijn vernietiging beschreven staan. Als Cross voor de golem een val opzet, wordt hij geconfronteerd met een andere demon. Er volgt dan een speurtocht langs oude, mistige kerkhoven, verlaten landhuizen en dichtgemetselde kerken, totdat Cross uiteindelijk oog in oog staat met zijn aartsvijand Murdoch en het mysterie ontrafelt. Het moge duidelijk zijn, dat in dit soort verhalen het recht zegeviert en het kwaad wordt gestraft.
De golem van tekenaar Olivier Grenson en scenarist Michel Oleffe is geen bijster sterk detectiveverhaal. De aanknopingspunten en de gevaarlijke ogenblikken zijn weliswaar her en der over het verhaal verspreid, maar een spannend verhaal is het niet. Vreemd is het beleid van uitgever Lefrancq om deze detective in de avonturenreeks op te nemen. Of was het uit piëteit met Jean Ray om diens meesterdetective niet naast de inspiratiebron te kijk te zetten in de detectiveserie?