Binnen het grote aanbod stripverhalen is het een witte raaf indien een strip nadrukkelijk is bestemd voor de kleine kijklezertjes. Behalve Suske en Wiske, DonaId Duck en in mindere mate Sjors en Sjimmie en Urbanus heeft de strip markt voor de kleinen somber weinig te bieden. Met Moonkys wordt dit wellicht doorbroken. De wezentjes, die reminiscenties wekken aan de smurfen vanwege hun individuele kwaliteiten, lijken op mini-beertjes annex panda's. Zij gedijen zowel op Aarde als in de ruimte. Mensen zijn zich nauwelijks bewust van hun aanwezigheid, maar ze verkeren reeds sinds eeuwen onder de mensheid.
Een groepje van hen komt met het ruimteveer, waarop zij meevoeren als blinde passagiers, terug op Aarde om een aantal soortgenoten te bezoeken. De vier mannen, het meisje en een robot, luisterend naar de illustere namen Big Jack, de smulpaap, Plug, de dromer, Punch, de held, Switch, de uitvinder, Linky, alleen maar een meisje (!) en Glob, de robot, ontdekken bij hun familieleden een kaart, waarop de plek staat aangegeven waar in de zestiende eeuw een schip met een rijke lading ten onder is gegaan. Gedreven zetten zij op vindingrijke wijze een apparaat - half auto, half vliegtuig - in elkaar en zetten koers naar het gebied waar het schip ligt. Ondertussen hebben zij wel af te rekenen met een door vijandelijke robots vanuit de ruimte geleide eliminator, een alles en iedereen verwoestend werktuigkundig toestel.
De tekenstijl is lieflijk karikaturaal, waarbij een licht epigonisme richting Peyo kan worden geconstateerd. Dit is echter nauwelijks storend. Het taalgebruik is aangepast aan de doelgroep: de zes- tot tienjarigen. De schrijver/tekenaar André Moons legt een kleine moeilijkheidsfactor in het verhaal waar de kleineren aan moeten wennen: hij laat het op twee niveaus spelen, gezien vanuit het vijandige kamp en gezien vanuit de optiek van zijn helden. Het geheel vormt een leuk, redelijk spannend kinderverhaal, waar zeer veel plezier aan te beleven valt.