In de haven van Den Helder ligt een Russische onderzeeër uit de na-oorlogse jaren. Wie die duikboot heeft bezocht, raakt onder de indruk van de grootte ervan, maar voelt tegelijkertijd de claustrofobische benauwdheid van alle smalle leef- en opslagruimtes. Het is deze sfeer die de lezer ook in het album De snelheidsbegrenzer kan opsnuiven, alhoewel het hier niet om een U-boot gaat, maar om een oorlogsschip. Auteur Christophe Blain voegt er nog een dimensie aan toe. Hij weet op tragikomische wijze een treffende beschrijving te geven van de gesloten wereld aan boord van zo'n schip, waarvan een schijn van avontuurlijkheid uitgaat. Christophe Blain, geboren in 1970, is een veelbelovende jonge Franse tekenaar. Hij was een tijd verbonden aan de Parijse studio l'Atelier des Vosges en onderhoudt contacten met (atelier)collega's als David B., Joann Sfar, Emmanuel Guibert, Émile Bravo, Tronchet en Lewis Trondheim (die hij soms helpt bij het maken van de strip Donjon). Blain maakte eerst naam in de jeugdliteratuur. Zijn doorbraak in de stripwereld kwam met de strip La révolte d' Hop-Frog (Dargaud), op scenario van David B. Dit boek kreeg eind 1997 tijdens het jeugdliteratuurfestival in Montreuil de Totem BD'97 voor de beste strip. Blain wilde daarna zelf iets schrijven, maar voelde zich geremd door het idee 'een boodschap te moeten hebben'. Aangemoedigd door zijn collega's begon hij toch met schrijven en daar is van lieverlee De snelheidsbegrenzer uitgerold. De strip is gebaseerd op de ervaringen van Blain tijdens zijn dienstplicht bij de Marine in Brest begin jaren negentig. Hij verbleef negen maanden aan boord van een antiduikbootfregat, waar hij met het schetsboek in de hand bijna overal op de boot tekeningen kon maken. Deze periode inspireerde hem tot het maken van de geïllustreerde jeugdroman Cornet d'un matelot (Albin Michel, 1994). Er bleef kennelijk genoeg stof over voor het maken van De snelheidsbegrenzer. In deze strip monstert de oceanograaf George Guilbert (waarvoor Blaines jongere broer George model stond) zich in oorlogstijd aan als stuurman op de pantserkruiser De Strijdlust. Daar ontmoet hij Louis Blinault, een dromerige schrijver die symbool staat voor Blain zelf. Beiden hebben zich uit een hang naar avontuur aangemeld. De praktijk valt echter bitter tegen. Zowel George en Louis hebben geen zeebenen en zijn chronisch zeeziek op het moment dat de boot het ruime sop kiest om een vijandige duikboot uit te schakelen. Blain spreekt hier uit eigen ervaring: hij was iets meer dan een maand op zee en alleen maar kotsmisselijk. Maar het echte avontuur begint dan toch als ze een keer door matroos Samuel Nordiz mee naar de buik van het schip worden genomen. Daar is de deining veel minder, maar het is wel verboden gebied, omdat de machinekamer er is gehuisvest. Het drietal keert later terug om de snelheidsbegrenzer te bekijken, een in het echt bestaand onderdeel dat de overschrijding van de ingestelde maximumsnelheid bij een machine voorkomt. Blain maakt er echter een indrukwekkend groot raderwerk van met tientallen tandwielen. Als Louis aantekeningen wil maken, valt zijn puntenslijper in de begrenzer. De gevolgen zijn voor het drietal niet te overzien. Hun avontuur verandert in een helletocht. De snelheidsbegrenzer is een mengeling van realisme en het fantastische. De strip doet soms denken aan het absurd-magische werk van Fred, vooral de norse koppen van de fuseliers en het gigantische stelsel van ketens, buizen, trappen, machines, tandwielen en kamers in het hart van het schip. Blain roept hier een prachtige sfeer op door gebruik te maken van donkere, vlakke kleuren, afgewisseld met geel en wit om het schijnsel van de lampen weer te geven. Er ontstaat een waar schimmenspel. Over het gehele boek genomen laat het suggestieve, semi-realistische tekenwerk van Blain veel ruimte over voor de fantasie. Gecombineerd met de originele invalshoek, de heldere verhaallijn en de ironische toonzetting mag worden geconcludeerd dat De snelheidsbegrenzer een puik debuut is van een allround stripmaker.